Huidige renteaftrekbeperkingen vennootschapsbelasting

De specifieke, wettelijke renteaftrekbeperkingen kunnen niet los worden gezien van de jurisprudentie over de fiscale behandeling van vreemd vermogen.

Renteaftrekbeperkingen op grond van de jurisprudentie

Voor het antwoord op de vraag of de rente aftrekbaar is, moet ten eerste worden vastgesteld of een geldverstrekking als kapitaal of als geldlening moet worden gekwalificeerd. De Hoge Raad heeft hier in de loop der jaren criteria voor ontwikkeld.

Hoofdregel en uitzonderingen

Als hoofdregel geldt dat de civielrechtelijke vorm uitgangspunt is voor de kwalificatie van een lening. Op deze hoofdregel kunnen drie uitzonderingen van toepassing zijn. Als één van deze uitzonderingen van toepassing is, is fiscaal gezien sprake van een kapitaalverstrekking. Het gevolg is dat een vergoeding hierover niet als van de winst aftrekbare rente wordt aangemerkt maar als een niet-aftrekbare winstuitdeling. Deze uitzonderingen zijn:
1. de schijnlening,
2. de bodemlozeputlening en
3. de deelnemerschapslening.
De jurisprudentie over de deelnemerschapslening is gecodificeerd in artikel 10, eerste lid, onderdeel d, van de Wet Vpb 1969.

Arm’s lengthbeginsel

Buiten deze drie uitzonderingsgevallen is een geldverstrekking die civielrechtelijk de vorm heeft van een geldlening ook fiscaalrechtelijk gezien een geldlening. Dat hoeft echter niet te betekenen dat de rente altijd volledig aftrekbaar is. Als de crediteur en de debiteur met elkaar gelieerd zijn en zij leningvoorwaarden overeenkomen die afwijken van die welke in het economische verkeer tussen onafhankelijke derden tot stand zouden zijn gekomen, zoals een onzakelijk hoge rente, wordt daarop met behulp van het at arm’s-lengthbeginsel een correctie aangebracht. Het at arm’s-lengthbeginsel is gecodificeerd in artikel 8b van de Wet Vpb 1969.

25 november 2011 arresten

Op grond van het arrest van de Hoge Raad van 25 november 2011 inzake een geldlening met een onzakelijk debiteurenrisico geldt als vuistregel dat de rente op een dergelijke lening wordt gesteld op de rente die de gelieerde vennootschap zou moeten vergoeden indien zij met een borgstelling van een concernvennootschap onder voor het overige gelijke voorwaarden van een derde zou lenen. Door de fictieve borgstelling kan de op die wijze berekende rente lager worden vastgesteld dan de overeengekomen rente. Alleen de aldus berekende rente komt voor aftrek in aanmerking.

Wettelijke renteaftrekbeperkingen

Naast deze beperkingen op grond van de jurisprudentie kent de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 de wettelijke renteaftrekbeperkingen van artikel 10a, artikel 10b, artikel 10d en artikel 15ad. De wettelijke renteaftrekbeperkingen vormen een aanvulling op de hiervoor bedoelde jurisprudentie. Bij het opstellen van de wettelijke renteaftrekbeperkingen is over het algemeen beoogd alleen bepaalde onwenselijke vormen van renteaftrek te treffen die niet of onvoldoende kunnen worden bestreden met behulp van de jurisprudentie. Deze wettelijke bepalingen zijn zo gericht mogelijk vormgegeven om overkill te voorkomen. Van onwenselijke vormen van renteaftrek is sprake als belastingplichtigen bewust een rentelast creëren om de belastbare winst te drukken met een budgettaire derving tot gevolg. De wettelijke renteaftrekbeperkingen worden toegepast nadat de geldverstrekking is gekwalificeerd als een geldlening en nadat is beoordeeld of een lening en de daarover verschuldigde rente zakelijk is. Het uitgangspunt is dat rente die op grond van de kwalificatie van de geldverstrekking of als gevolg van de onzakelijkheid van een geldlening niet in aanmerking wordt genomen, niet nogmaals kan worden geschrapt op grond van een wettelijke renteaftrekbeperking.

Onwenselijke situaties aanpakken

De wettelijke renteaftrekbeperkingen zijn ingevoerd om bepaalde onwenselijke situaties aan te pakken. Met deze bepalingen is steeds beoogd slechts een relatief beperkte groep belastingplichtigen die de grenzen van de mogelijkheden voor renteaftrek hebben opgezocht, te treffen. Het kabinet is van mening dat het sluitstuk van deze aanpak bestaat uit de invoering van de onderhavige aftrekbeperking voor deelnemingsrente.

Winstdrainage (artikel 10a)

Artikel 10a is gericht tegen grondslaguitholling binnen concernverband door een kunstmatige, gecreëerde renteaftrek zonder dat de rentebaten effectief belast worden. Dit artikel is voor een belangrijk deel de codificatie van de zogeheten frauslegisjurisprudentie. Fraus legis is het handelen in strijd met doel en strekking van de wet met belastingverijdeling als doorslaggevend motief. Artikel 10a is ingevoerd om aan te geven waar de grenzen liggen. Bij toepassing van fraus legis is dat nooit helemaal duidelijk. Afschaffing zou daarom tot onzekerheid voor belastingplichtigen kunnen leiden. Voorts bestrijkt artikel 10a meer gevallen van kunstmatige constructies dan de frauslegisjurisprudentie. Dit betekent dat afschaffing zou leiden tot een budgettaire derving. Op grond van artikel 10a rust de bewijslast dat geen sprake is van winstdrainage op de belastingplichtige indien sprake is van een bepaald samenstel van rechtshandelingen en de rentebaten niet of tegen een laag tarief worden belast. Bij afschaffing van 10a zou de gehele bewijslast op de inspecteur rusten. Het gevolg daarvan zou kunnen zijn dat kunstmatige constructies moeilijker kunnen worden bestreden.

Gekunstelde constructies

Artikel 10a ziet op gekunstelde constructies waarbij een lening wordt verkregen van een verbonden lichaam of verbonden natuurlijk persoon en de rente over deze lening bij de ontvanger niet of in geringe mate wordt belast. Deze lening wordt aangewend voor een winstuitdeling of teruggaaf van gestort kapitaal aan een verbonden lichaam of verbonden natuurlijk persoon, voor een kapitaalstorting in een verbonden lichaam of voor de verwerving of uitbreiding van een verbonden lichaam. Onder een verwerving of uitbreiding van een verbonden lichaam wordt zowel een interne verhanging als een externe verwerving of uitbreiding van een belang in een lichaam begrepen. Na de verwerving of uitbreiding van dat belang kan dat lichaam als een verbonden lichaam worden aangemerkt. De situatie waarin sprake is van een externe verwerving kan niet op grond van de frauslegisjurisprudentie worden bestreden.

Renteaftrekbeperking van deelnemingsrente

De voorgestelde renteaftrekbeperking van deelnemingsrente kan voor een deel ook zien op rente die verband houdt met de verwerving of uitbreiding van een verbonden lichaam. Het voorgestelde artikel 13l is daarom zo vormgegeven dat rente die op grond van artikel 10a niet in aftrek komt, niet nogmaals op grond van artikel 13l wordt uitgesloten van aftrek. De invoering van artikel 13l is geen reden om de aftrekbeperking op grond van artikel 10a niet langer van toepassing te laten zijn op de verwerving of uitbreiding van een verbonden lichaam. Voorkomen moet worden dat ondanks de bepaling van artikel 13l binnen concernverband de mogelijkheid ontstaat om met behulp van interne leningen acquisities te doen waarbij de belastinggrondslag wordt uitgehold. Anders zou bijvoorbeeld een belastingplichtige bij voldoende eigen vermogen waaraan de deelnemingen kunnen worden toegerekend, voor een acquisitie een interne lening van een laagbelaste concernvennootschap kunnen aantrekken zonder tegen een aftrekbeperking aan te lopen.

Renteloze lening met lange looptijd (artikel 10b)

Bij een renteloze of laagrentende lening van een gelieerd lichaam bewerkstelligt artikel 10b dat de niet betaalde rente fiscaal niet ten laste van de winst wordt gebracht. Op grond van de totaalwinstgedachte zou de rente anders wel in aftrek mogen worden gebracht. Daar staat tegenover dat in voorkomende gevallen de crediteur de niet ontvangen rente ook niet in aanmerking neemt bij de winst. Artikel 10b is nodig om te voorkomen dat belastingplichtigen bij een renteloze of laagrentende lening in grensoverschrijdende situaties zouden kunnen inspelen op een mismatch doordat de rente in Nederland aftrekbaar zou zijn terwijl er geen belasting in het buitenland zou worden geheven. Om eventuele overlap te voorkomen is artikel 13l zo vormgegeven dat niet betaalde rente die op grond van artikel 10b niet in aftrek komt, niet nogmaals op grond van artikel 13l wordt uitgesloten van aftrek.

Thincapregeling (artikel 10d)

De thincapregeling van artikel 10d is alleen van toepassing indien de belastingplichtige deel uitmaakt van een groep in de zin van artikel 2:24 BW. De thincapregeling houdt in dat groepsrente niet in aftrek komt voor zover de verhouding tussen vreemd en eigen vermogen per saldo groter is dan 3:1. Daarbij geldt een drempel voor het teveel aan vreemd vermogen van € 500.000. Indien de groepsratio van het concern gunstiger is dan 3:1 is die gunstigere ratio van toepassing. Als bijvoorbeeld de concernverhouding tussen vreemd en eigen vermogen 4:1 is, dan mag de belastingplichtige voor de toepassing van de bepaling van artikel 10d uitgaan van een verhouding van 4:1. De belastingplichtige wordt dan minder snel geconfronteerd met een teveel aan vreemd vermogen. De rente die op grond van artikel 10d niet in aftrek komt, kan niet meer bedragen dan het saldo van de betaalde en ontvangen groepsrente. De algemeen werkende thincapregeling past niet bij de overige renteaftrekbeperkingen die alle ten doel hebben bepaalde onwenselijke situaties waarin belastingplichtigen de grenzen hebben opgezocht, te treffen. Daarnaast is gebleken dat een groot deel van de belastingplichtigen bij wie de rente op grond van artikel 10d wordt beperkt, afkomstig is uit het midden- en kleinbedrijf. De thincapregeling was bedoeld om met name internationaal opererende concerns die de belastinggrondslag met groepsleningen kunnen uithollen, te treffen. Het kabinet wil daarom in het Belastingplan 2013 voorstellen om artikel 10d af te schaffen mits daarvoor de benodigde budgettaire dekking van € 30 miljoen kan worden gevonden.

Overnameholding (artikel 15ad)

Hoewel er overnamesituaties denkbaar zijn waarin de rente ook op grond van de jurisprudentie of het voorgestelde artikel 13l niet in aftrek kan komen, kan artikel 15ad vanuit budgettair oogpunt niet worden gemist. De onzakelijkeleningjurisprudentie en het voorgestelde artikel 13l bestrijken niet alle overnamesituaties waarbij sprake is van excessieve financiering met vreemd vermogen. Artikel 15ad is gericht tegen overnameholdingconstructies waarbij de grondslag van de overgenomen onderneming excessief wordt uitgehold. Een voorbeeld van een overnameconstructie is de overname van vennootschap door een concern dat de overgenomen vennootschap daarna verkoopt aan een door het concern opgerichte overnameholding. De overnameholding blijft de koopsom schuldig. Vervolgens wordt een fiscale eenheid gevormd tussen de overnameholding en de overgenomen vennootschap. De door de overnameholding betaalde rente over de schuldig gebleven koopsom kan dan binnen de fiscale eenheid worden verrekend met de winst van de overgenomen vennootschap. Daarmee verdwijnt de winst van de overgenomen vennootschap (grotendeels) uit de heffingsgrondslag. Artikel 15ad bewerkstelligt dat de rente over de overnameschuld niet onbeperkt in aftrek kan komen op de winst van de overgenomen vennootschap. De aftrek blijft wel in stand voor zover de overname niet excessief met vreemd vermogen is gefinancierd. Indien de overname wordt gefinancierd met een onzakelijke lening zou de rente ook op grond van de jurisprudentie (deels) niet aftrekbaar kunnen zijn. Dit betekent dat zonder artikel 15ad bij een excessieve financieringsverhouding de op grond van de jurisprudentie als zakelijk aangemerkte rente aftrekbaar zou zijn. Fiscaal gedreven overnameholdingconstructies zouden dan onvoldoende kunnen worden tegengegaan met een budgettaire derving tot gevolg. Voor zover de overgenomen vennootschap deelnemingen in andere lichamen bezit, kan de voorgestelde deelnemingsrentemaatregel leiden tot een overlap met de renteaftrekbeperking op grond van artikel 15ad. Indien rente op grond van het voorgestelde artikel 13l niet in aftrek mag worden gebracht, zal bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden geregeld dat de aftrek daarvan niet nogmaals op basis van artikel 15ad kan worden geweigerd.

Splitsing of juridische fusie

Dezelfde soort overnameconstructies zijn ook mogelijk door middel van een splitsing of een juridische fusie. Ook voor die situaties zal bij of krachtens algemene maatregel van bestuur de samenloop met artikel 13l worden geregeld.

Valuta- en renterisico’s

Voorts is gekeken naar de behandeling van valutaresultaten, valutarisico’s, renterisico’s en afdekkingsinstrumenten. Voor de toepassing van het voorgestelde artikel 13l van de Wet Vpb 1969 vallen kosten van afdekkingsinstrumenten ter zake van renterisico’s op geldleningen en van valutarisico’s ten aanzien van de rente onder de kosten van een geldlening. Ook de resultaten van deze afdekkingsinstrumenten vallen onder de kosten van een geldlening. Hiermee wordt bereikt dat voor de toepassing van genoemd artikel 13l wordt uitgegaan van de daadwerkelijke financieringslast. Valutaresultaten en resultaten van afdekkingsinstrumenten voor valutarisico’s op de hoofdsom worden in dit kader niet als kosten van een geldlening aangemerkt en worden daarom voor de toepassing van artikel 13l niet meegenomen. Vanwege de samenloop tussen genoemd artikel 13l en artikel 15ad van die wet wordt voorgesteld de behandeling van deze kosten en resultaten te stroomlijnen. De behandeling van valutaresultaten voor de toepassing van de artikelen 10a en 10b van die wet wordt, mede in verband met het arrest van de Hoge Raad van 24 februari 2012, nog bezien.

Bron: rijksoverheid

Auteur: de Redactie

Een team van BTW-deskundigen is continue bezig met jou te informeren over alles wat met BTW of omzetbelasting te maken heeft, zoals nieuwsberichten over BTW, wijzigingen van wetgeving, wijziging van BTW-tarieven en veel meer informatie over BTW.

Deel deze post op

Geef een reactie