Belasting ontwijken door Google
De staatssecretaris van Financiën heeft de Tweede Kamer geïnformeerd door beantwoording van Kamervragen van het lid Merkies (SP) over belasting ontwijken door Google.
Vragen van het lid Merkies (SP) aan de staatssecretaris van Financiën over belasting ontwijken door Google (ingezonden 19 december 2012)
1. Wat is uw reactie op het artikel Google Revenues Sheltered in No-Tax Bermuda Soar to $10 Billion?
2. Vindt u het wenselijk dat Nederland het mogelijk maakt dat Google voor een bedrag van 2 miljard dollar aan belasting ontwijkt door fiscale sluiproutes te gebruiken?
Antwoord op vragen 1 en 2
De vraag of in bepaalde gevallen belasting ontweken wordt via Nederland laat zich niet eenvoudig beantwoorden. Het genoemde artikel geeft mij geen aanleiding te veronderstellen dat in strijd met de wet is gehandeld. Artikel 67 van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen staat mij niet toe een oordeel geven over de belastingpositie van een individueel bedrijf.
Nederland heeft niet tot doel belastingontwijking ten laste van andere staten mogelijk te maken.
3. Wat is uw opvatting over het feit dat Google vorig jaar een belastingtarief van 3,2% rapporteerde?
4. Bent u van mening dat de belastingmoraal is gebaat bij dergelijke tarieven voor grote ondernemingen?
Antwoord op vragen 3 en 4
In het genoemde bericht wordt melding gemaakt van een “overall” belastingtarief van 21 tot 28 %. Dat zijn geen percentages die naar mijn mening een negatief effect op de belastingmoraal hoeven te hebben. Het tarief van 3,2% wordt in verband gebracht met winsten die “overseas” werden behaald. Ten onrechte suggereert die passage van het artikel dat de winsten van een internationaal opererend concern daar belast zouden moeten worden waar de verkoop plaatsvindt.
5.Indien een Nederlandse brievenbusonderneming helemaal geen mensen in dienst heeft, zoals de dochteronderneming van Google, is er dan volgens u sprake van “substance”?
Antwoord op vraag 5
In mijn brief aan uw Kamer van 25 juni 2012 over uitvoering van de motie van de leden Braakhuis en Groot over de Nederlandse substance eisen heb ik duidelijk gemaakt dat substance geen nationaal wettelijk begrip is en als zodanig ook niet in bilaterale belastingverdragen voorkomt.
6.Hoeveel belastinggeld levert de aanwezigheid van brievenbusmaatschappijen Nederland jaarlijks op?
Antwoord op vraag 6
Zoals ik in die brief en in mijn ‘substance-brief’ van 25 juni 2012 heb geschreven wordt in opdracht van Holland Financial Centre een onderzoek gedaan naar het belang voor de Nederlandse economie van de non-bank financial sector. Ik heb uw Kamer toegezegd zo snel mogelijk na publicatie op de uitkomsten van dat onderzoek te zullen reageren.
7. Bent u met de Europese Commissie eens dat agressieve fiscale planning kan worden aangemerkt als een praktijk die indruist tegen de beginselen van maatschappelijk verantwoord ondernemen? (Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad ‘Actieplan ter versterking van de strijd tegen belastingfraude en belastingontduiking’)?
8.Bent u het met de Europese Commissie eens dat er concrete stappen moeten worden ondernomen om agressieve fiscale planning tegen te gaan?
9.Welke concrete stappen zouden dat volgens u moeten zijn?
Antwoord op vragen 7 t/m 9
Mogelijke belastingontwijking door internationaal opererende ondernemingen is een ingewikkeld vraagstuk dat een zorgvuldige analyse en een internationale benadering vereist.
Met de Europese Commissie ben ik van mening dat kunstmatige regelingen waarmee grondslag naar andere jurisdicties wordt verplaatst en gevallen waarin door incongruenties tussen nationale wetgevingen inkomsten overal buiten de heffing blijven, een probleem vormen dat aangepakt moet worden. Die aanpak kan het best in internationaal verband plaatsvinden. Daarom juich ik de initiatieven van de Europese Commissie en die van de OESO toe.
In mijn brief aan uw kamer 17 januari 2013 ben ik hier zoals gezegd dieper op ingegaan.
10.Wat is volgens u de oorzaak van het feit dat de gedragscodegroep zo weinig vooruitgang heeft geboekt?
Antwoord op vraag 10
De Commissie heeft voorgesteld om de gedragscodegroep een nieuwe impuls te geven omdat deze groep naar het oordeel van de Commissie de laatste jaren nauwelijks vooruitgang en resultaten zou hebben geboekt. Nederland is, net zoals de overige lidstaten, echter van mening dat de gedragscodegroep wel degelijk vooruitgang heeft geboekt. In dat verband wordt verwezen naar het verslag over belastingaangelegenheden aan de Europese Raad waarin de lidstaten hebben vastgesteld dat de lopende werkzaamheden in de gedragscodegroep de afgelopen jaren aanzienlijk hebben bijgedragen aan het voorkómen van schadelijke belastingpraktijken in de EU-lidstaten en nuttige initiatieven tegenover derde landen mogelijk hebben gemaakt. In het verlengde daarvan hebben de lidstaten aangegeven dat dit succesvolle werk moet worden voortgezet[1]. Tegen die achtergrond bezien is een door de Commissie bepleite impuls aan de gedragscodegroep via uitbreiding van het mandaat wat Nederland betreft niet aan de orde. Ook de gedragscodegroep zelf is deze mening toegedaan.
11.Vindt u het een goed idee wanneer de gedragscodegroep de schadelijke belastingregelingen openbaar maakt? Zo nee, waarom niet?
Antwoord op vraag 11
Ja. De halfjaarlijkse voortgangsrapportages aan de Ecofin-Raad zijn reeds openbaar. In deze voortgangsrapportages worden de belastingmaatregelen genoemd die de gedragscodegroep als schadelijk hebben aangemerkt.
[1] Verslag van Ecofin aan de Europese Raad over belastingaangelegenheden van 23 november 2012, doc.16327/12 FISC 166
12.Heeft het stand still principe er in de praktijk ook daadwerkelijk toe geleid dat er geen nieuwe schadelijke belastingmaatregelen zijn geïntroduceerd?
Antwoord op vraag 12
Op grond van het stand still principe mogen lidstaten geen nieuwe schadelijke belastingregelingen introduceren. De gedragscodegroep ziet daar nauwgezet op toe en zal in daartoe aanleiding gevende gevallen lidstaten aanspreken op (nieuwe) schadelijke belastingregelingen. De gedragscodegroep rapporteert daarover aan de Ecofin. Lidstaten kunnen worden verplicht om (nieuwe) schadelijke belastingregelingen op grond van het rollback regime in te trekken of aan te aanpassen. Recent is dit gebeurd bij belastiingregelingen van Jersey, Guernsey en Isle of Man.
13.Wat zijn de mogelijke gevolgen voor Nederland van een herziening van de antimisbruikbepalingen in de rente- en royaltyrichtlijn, zoals voorgesteld door de Europese Commissie?
Antwoord op vraag 13
Nederland kent geen bronheffing op uitgaande rente- en royaltybetalingen. In verband daarmee zullen de gevolgen van een mogelijke herziening van de antimisbruikmaatregelen in de rente- en royaltyrichtlijn voor de Nederlandse overheid zeer beperkt zijn. Er is op dit moment nog geen document beschikbaar over de aard en het karakter van de mogelijke herziening van de antimisbruikmaatregelen. Nederland staat in beginsel positief tegenover herziening van de antimisbruikmaatregelen. Wel zal Nederland bij de beoordeling van deze mogelijke herziening de gevolgen daarvan voor het Nederlandse bedrijfsleven laten meewegen.
14.Neemt u de aanbeveling van de Europese Commissie over om een reeks criteria vast te stellen voor het identificeren van derde landen die niet voldoen aan de minimumnormen voor goed bestuur in belastingzaken?
15.Bent u ertoe bereid deze lijst zelf op te stellen in plaats van simpelweg te verwijzen naar de lijst van de OESO? Bent u het ermee eens dat het weinig zin heeft om te verwijzen naar de zwarte lijst van de OESO waar geen enkel land op staat en de grijze lijst waar slechts de eilanden Nauru en Niue op staan?
Antwoord op vragen 14 en 15
Mijn voorkeur gaat ook hier uit naar een internationale benadering. Het grote voordeel van een internationale aanpak van het vraagstuk van mogelijke belastingontwijking is dat multilaterale maatregelen het probleem meer fundamenteel oplossen zonder het level playing field aan te tasten. Ik ben er daarom voorstander van dat de initiatieven van de Europese Commissie uitmonden in bindende afspraken tussen de lidstaten. Daaronder kunnen ook afspraken vallen over het identificeren van derde landen die niet voldoen aan minimumnormen voor goed bestuur in belastingzaken.
Bron: rijksoverheid