Vervoerscontracten in het openbaar vervoer
Op grond van de Wet personenvervoer 2000 (Wp2000) zijn lagere overheden (provincies, kaderwetgebieden en gemeenten) verantwoordelijk voor het aan vervoerbedrijven verlenen van concessies voor het regionaal en lokaal openbaar vervoer. De bekostiging vindt geheel of grotendeels plaats uit de rijksbijdrage OV die het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (VenW) aan de decentrale overheden verstrekt. De verstrekking van deze rijksbijdrage aan de betrokken decentrale overheden leidt niet tot btw-heffing (conform de regels voor subsidies).
Bij het verlenen van concessies door decentrale overheden aan vervoersbedrijven kan btw-heffing wel aan de orde zijn. Dit staat los van de vraag of de concessie wordt aanbesteed. VenW en het Ministerie van Financiën (MinFin) hebben hier destijds afspraken over gemaakt bij de totstandkoming van de Wp2000. Deze afspraken houden in dat eventuele btw-heffing op de concessies door het Rijk worden gecompenseerd. Dit gebeurt in principe via het btw-compensatiefonds (BCF), maar als daar geen mogelijkheid voor is via de begroting van VenW. VenW wordt op haar beurt dan weer gecompenseerd door MinFin.
Btw-heffing is aan de orde als:
1. De bijdrage die de concessieverlener aan het OV-bedrijf verleent aan te merken is als vergoeding voor een prestatie van dat bedrijf aan de reiziger (=prijssubsidie). Hierbij geldt het verlaagde tarief van 6% voor personenvervoer. Het BCF biedt dan geen mogelijkheid tot compensatie, omdat er sprake is van een prestatie aan de reizigers en niet aan de decentrale overheid. Compensatie komt dan van VenW (MinFin).
2. Het OV-bedrijf naast het vervoer van personen een andere afzonderlijke belaste prestatie verricht aan de decentrale overheid. Vaak verplichten de OV-bedrijven zich zorg te dragen voor OV op een afgesproken niveau. Ten aanzien van deze prestatie geldt het algemene tarief van 19%. Er is dan sprake van een prestatie aan de decentrale overheid in haar hoedanigheid als overheid, waardoor deze in aanmerking komt voor compensatie door het BCF.
De beoordeling van de OV-contracten hangt af van de feiten en omstandigheden en dient vooraf aan de belastingdienst te worden voorgelegd om zekerheid te verkrijgen omtrent de fiscale gevolgen.
De belastingdienst stelt zich op het standpunt dat de betrokken OV-bedrijven over de vergoeding voor de contractsectorlijnen BTW in rekening moeten brengen (aan VenW). VenW wordt hiervoor door MinFin gecompenseerd.
Eventuele btw-heffing leidt dus niet tot aantasting van het voorzieningenniveau in het OV.
Bron: DGB03-3253