Op 19 september 2013 is het besluit van 24 januari 2008 inzake de vrijstelling voor begrafenisondernemers herzien. Herziening was noodzakelijk om de praktijk meer duidelijkheid te geven over de reikwijdte van de vrijstelling.
De vrijstelling voor begrafenisondernemers
Diensten door lijkbezorgers zijn vrijgesteld van de heffing van btw. De vrijstelling kan ook worden toegepast op leveringen door lijkbezorgers die met de door hen verrichte diensten in rechtstreeks verband staan.
Reikwijdte van de vrijstelling
Volgens de Hoge Raad heeft de vrijstelling een objectief karakter (1). De hoedanigheid van de lijkbezorger dient te worden vastgesteld aan de hand van het geheel van diensten waaruit zijn onderneming bestaat. Alleen diensten die kenmerkend en essentieel zijn voor de diensten die door een lijkbezorger worden verricht zijn vrijgesteld. Iedereen die deze kenmerkende en essentiële diensten verricht kwalificeert als een lijkbezorger die op die diensten de btw-vrijstelling mag toepassen.
Voorbeelden
Uit de ontstaansgeschiedenis van de vrijstelling en naar maatschappelijke opvattingen betreft het bijvoorbeeld de volgende diensten:
- de verzorging en opbaring van het lichaam van de overledene;
- het dragen van de lijkkist;
- de verzorging van de uitvaartplechtigheid;
- de teraardebestelling of crematie (inclusief de asverstrooiing).
Alléén kenmerkende en essentiële diensten
De wettelijke vrijstelling is beperkt tot de (kenmerkende en essentiële) diensten van lijkbezorgers. Horeca-verstrekkingen zijn niet kenmerkend en essentieel voor een lijkbezorger. Daarom is de vrijstelling op die prestaties niet van toepassing (2).
Leveringen in rechtstreeks verband
Leveringen door lijkbezorgers die in een rechtstreeks verband staan met de door hen verrichte kenmerkende en essentiële diensten kunnen in de vrijstelling delen. Van een rechtstreeks verband is sprake als die prestaties onlosmakelijk zijn verbonden met de kenmerkende en essentiële diensten van de lijkbezorger. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de levering van een lijkomhulsel en de levering van rouwkaarten.
Diensten door exploitanten van begraafplaatsen en crematoria
Tijdens de parlementaire behandeling bij de invoering van de wet is vastgesteld dat ook de diensten verricht door exploitanten van begraafplaatsen en crematoria onder de vrijstelling vallen (3). Een aanpassing van de wettekst werd niet nodig geacht.
Daaruit moet worden afgeleid dat de wetgever destijds van mening was dat de hier bedoelde exploitanten (rechtstreeks) onder de werking van de vrijstelling vallen. Hieraan doet niet af dat de hier bedoelde diensten van deze exploitanten later bij wijze van goedkeuring onder de vrijstelling zijn gebracht.
Gelet op de uitleg die de Hoge Raad aan deze vrijstelling geeft, dient het ook in deze gevallen te gaan om diensten die kenmerkend en essentieel zijn voor dergelijke exploitanten. Voor exploitanten van begraafplaatsen gaat het dan bijvoorbeeld om het vestigen van het recht van eigen graf. Voor exploitanten van crematoria zou het dan bijvoorbeeld gaan om de feitelijke crematie en bijzetting in een columbarium.
(1) HR 27 januari 2006, nrs. 40403 en 40750, LJN: AS4122 en LJN: AS4123
(2) HR 23 oktober 2009, LJN: BK0916
(3) Kamerstukken 1968, 9324, Memorie van Antwoord
Bron: rijksoverheid