Landbouwregeling: opteren voor BTW-heffing
Landbouwregeling: opteren voor belastingheffing
Landbouwers kunnen aan de inspecteur schriftelijk verzoeken om (in afwijking van artikel 27.1 en 27.2 Wet OB) op de normale wijze in de heffing te worden betrokken (artikel 27.6 Wet OB). De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking. De landbouwer wordt vanaf de datum van inwilliging van het verzoek (de optiedatum) op de normale wijze in de BTW-heffing betrokken. Dit kan dus ook in de loop van een kalenderjaar geschieden. Belanghebbende kan in het verzoek een andere datum van ingang opgeven, mits niet eerder dan de dag van indiening van het verzoek. Bij goedkeuring van het verzoek geldt dit tot wederopzegging door belanghebbende maar voor ten minste 5 jaren. Een hernieuwd verzoek kan pas vijf jaren na die wederopzegging worden ingewilligd.
Terugkeer naar de landbouwregeling
Als die vijf jaren zijn afgelopen kan de landbouwer middels wederopzegging weer terugkeren naar de landbouwregeling. Een dergelijke wederopzegging geschiedt schriftelijk en kan op elk willekeurig tijdstip ingaan, maar niet eerder dan na eerdergenoemde termijn van vijf jaren.
Gehele landbouwbedrijf
Een verzoek, respectievelijk een wederopzegging heeft betrekking op alle prestaties welke door de verzoeker worden verricht. Het is daarom niet mogelijk dat een landbouwer voor een deel van evenbedoelde prestaties wel en voor het andere deel niet in de BTW-heffing is betrokken.
Gevolgen van de optie
Administratieve verplichtingen
De landbouwer die op zijn verzoek op de normale wijze in de heffing wordt betrokken, is gehouden terzake van al zijn prestaties te voldoen aan de bij of krachtens de wet gestelde administratieve verplichtingen.
Aftrek van voorbelasting
De landbouwer die op de normale wijze in de heffing wordt betrokken, kan vanaf de optiedatum BTW in aftrek brengen, mits uiteraard aan de terzake gestelde voorwaarden wordt voldaan. Dit betekent onder andere dat de BTW die betrekking heeft op goederen en diensten die vóór de optiedatum aan de landbouwer zijn geleverd c.q. jegens hem zijn verricht – behoudens het hierna gestelde – niet voor aftrek in aanmerking komt, ook al wordt die belasting aan de landbouwer in rekening gebracht nadat hij op de normale wijze in de heffing is betrokken.
Nog niet daadwerkelijk aangewende goederen en/of diensten
De BTW die aan de landbouwer in rekening is of wordt gebracht en die betrekking heeft op goederen en/of diensten die vóór de optiedatum aan hem zijn geleverd maar op die datum nog niet daadwerkelijk zijn aangewend, komt alsnog voor aftrek in aanmerking.
Op de optiedatum reeds in gebruik zijnde bedrijfsmiddelen
De BTW die drukt op de bedrijfsmiddelen die op de optiedatum als zodanig bij de landbouwer in gebruik zijn, komt in voorkomende gevallen alsnog deels voor aftrek in aanmerking (artikel 11 en 14 Uitv.besch. OB).
In de productie opgegane, niet meer als zodanig aanwezige, goederen en/of diensten
Een bijzonder geval vormen de goederen en/of diensten die als zodanig op de optiedatum niet meer aanwezig zijn doch welke vóór die datum zijn aangewend ten behoeve van het telen of voortbrengen van landbouwproducten, welke landbouwproducten na de optiedatum zullen worden geleverd. Voorbeelden zijn zaden, meststoffen, dieren bestemd voor de productie van vlees en veevoeder dat aan evenbedoelde dieren is verstrekt. Goedgekeurd wordt dat de BTW die aan de landbouwer terzake van de aanschaf van deze goederen en/of diensten in rekening is gebracht, alsnog voor aftrek in aanmerking komt, omdat deze goederen en/of diensten blijken te worden aangewend ten behoeve van aan BTW onderworpen leveringen van de desbetreffende landbouwproducten (vergelijk artikel 15.1 Wet OB in samenhang met artikel 27.2 2e volzin Wet OB).
Gevolgen van terugkeer naar de landbouwregeling
Een landbouwer die op normale wijze in de BTW-heffing is betrokken, kan, nadat 5 jaren zijn verstreken sinds de optiedatum, desgewenst weer gebruik gaan maken van de landbouwregeling. Een dergelijke overgang naar de landbouwregeling heeft tot gevolg dat de aan de landbouwer in rekening gebrachte BTW niet meer voor aftrek in aanmerking komt, voor zover het betreft goederen en diensten welke worden gebezigd ten behoeve van na het moment van de overgang naar de landbouwregeling te verrichten prestaties. BTW die na evenbedoeld moment aan de landbouwer in rekening wordt gebracht terzake van goederen en diensten die door de landbouwer zijn gebezigd ten behoeve van prestaties die tijdens de optieperiode zijn verricht, komt uiteraard nog wel voor aftrek in aanmerking.
Nog niet daadwerkelijk aangewende goederen
Op grond van artikel 15.4 Wet OB wordt de landbouwer de BTW verschuldigd die hij tijdens de optieperiode in aftrek heeft gebracht doch die betrekking heeft op goederen en diensten die hij pas na die periode daadwerkelijk gaat aanwenden in zijn landbouwbedrijf.
Op de ten tijde van de terugkeer reeds in gebruik zijnde bedrijfsmiddelen
De BTW die betrekking heeft op bedrijfsmiddelen die op de datum waarop de landbouwer de landbouwregeling weer gaat toepassen als zodanig bij hem in gebruik zijn, dient in voorkomende gevallen te worden gecorrigeerd op de voet van de artikelen 11-14 Uitv.besch. OB.
In de productie opgegane, niet meer als zodanig aanwezig goederen
De aftrek van BTW die betrekking heeft op de hier bedoelde goederen dient te worden gecorrigeerd omdat deze goederen blijken te worden aangewend ten behoeve van niet aan de BTW onderworpen leveringen van de desbetreffende landbouwproducten. (vergelijk ook artikel 15.1 Wet OB in samenhang met artikel 27.2 2e volzin Wet OB).
Herziening van voorbelasting bij verkoop bedrijfsmiddelen
Indien een landbouwer op zijn verzoek op de normale wijze in de heffing is betrokken alsmede ingeval een landbouwer, na gedurende een periode van tenminste 5 jaren op zodanige wijze in de heffing te zijn betrokken, weer gebruik gaat maken van de landbouwregeling, vindt een herziening plaats ten aanzien van bedrijfsmiddelen.
Levert de landbouwer (anders dan in het kader van de overdracht van het landbouwbedrijf of een zelfstandig deel daarvan als bedoeld in artikel 31 Wet OB) dergelijke bedrijfsmiddelen binnen de ten aanzien van die bedrijfsmiddelen geldende herzieningstermijn, dan zal op grond van artikel 13a Uitv.besch. OB een herziening moeten plaatsvinden van de aan het nog niet verstreken gedeelte van de herzieningsperiode toe te rekenen BTW. Deze herziening geschiedt in één keer bij de BTW-aangifte over het tijdvak waarin de levering plaatsvindt (artikel 13a.2 Uitv.besch. OB).
Bron: Besluit Landbouw