De margeregeling voor de BTW
De margeregeling voor de BTW
De Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB) bevat een bijzondere regeling voor
gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en
antiquiteiten, de zogenoemde margeregeling, ter voorkoming van cumulatie van BTW als goederen, die al eerder zijn geleverd aan een niet-aftrekgerechtigde afnemer, terugkeren in het handelscircuit.
Werking van de margeregeling
Zonder de margeregeling zou bij wederverkoop opnieuw BTW geheven worden
over de gehele vergoeding, terwijl in die vergoeding een restant van de
eerder geheven BTW is begrepen. De margeregeling houdt in dat
bij de levering van deze goederen de leverancier alleen BTW
verschuldigd is over zijn winstmarge. Uitgangspunt is dat de winstmarge per
individueel goed wordt bepaald. In sommige bedrijfstakken is het ondoenlijk of zeer moeilijk om goederen individueel van inkoop tot verkoop te volgen. In die gevallen wordt de winstmarge per tijdvak vastgesteld (de zogenoemde globalisatieregeling).
Wet- en regelgeving
De margeregeling is in de wet opgenomen in de artikelen 28b tot en met
28i Wet OB. Deze bepalingen zijn nader uitgewerkt in de artikelen 4 tot en met 4c
van de uitvoeringsbeschikking OB. Deze bepalingen in de Nederlandse wet zijn gebaseerd op hoofdstuk 4 van Titel XII van de BTW-richtlijn.
Bron: Besluit omzetbelasting. Margeregeling (Besluit van 4 juli 2007, nr. CPP2007/948M, Stcrt. nr. 133).