De landbouwregeling voor de BTW
De landbouwregeling voor de BTW
Begrippen
Waar in het vervolg wordt gesproken over landbouwer, wordt daarmee eveneens bedoeld veehouder, tuinbouwer en bosbouwer. Waar wordt gesproken over landbouwbedrijf, wordt daarmee ook bedoeld veehouderij, tuinbouwbedrijf en bosbouwbedrijf.
Op wie is de landbouwregeling van toepassing?
De landbouwregeling is van toepassing op landbouwers voor zover hun prestaties bestaan uit:
a. leveringen van goederen, vermeld in tabel I, onderdeel a, van de Wet OB (landbouwproducten) welke zij in hun vermelde hoedanigheid hebben voortgebracht of geteeld;
b. diensten welke naar hun aard bijdragen tot de agrarische productie en welke zij met gebruikmaking van hun normale uitrusting en personeel verrichten;
c. leveringen van gebruikte bedrijfsmiddelen en andere in het bedrijf gebruikte goederen.
Het begrip landbouwer
De begrippen landbouwer, veehouder, tuinbouwer en bosbouwer worden in de wet niet nader omschreven. Zij dienen te worden opgevat in de betekenis welke het maatschappelijk verkeer daaraan toekent. Dat betekent dat naast de traditionele landbouwer die als zodanig goederen voortbrengt en levert, onder het begrip landbouwer ook moet worden verstaan de ondernemer die deze goederen als dienst voortbrengt. De werkzaamheden van deze categorie landbouwers bestaan uit het in opdracht van derden opfokken of opkweken van goederen (onder andere contracttelers, contractmesters, paardenopfokkers, vetweiders en opkwekers van gewassen).
Opdrachtgever
De ondernemer in wiens opdracht goederen worden geteeld of voortgebracht – de contractpartij van bijvoorbeeld de contractteler of -mester – kan met betrekking tot die geteelde of voortgebrachte goederen niet als land- of tuinbouwer, onderscheidenlijk als veehouder worden aangemerkt. Daarentegen treedt de ondernemer die fruit op stam dan wel gewassen te velde koopt en na het oogsten dat fruit of die gewassen verkoopt wel op in de hoedanigheid van landbouwer, omdat het in deze situatie gebruikelijk is dat de koper nog handelingen verricht die eigen zijn aan het landbouwbedrijf (verzorging, oogsten).
Veehandelsregeling
De ondernemer in wiens opdracht vee wordt voortgebracht kan in de daarvoor in aanmerking komende gevallen desgewenst gebruik maken van de zogenaamde veehandelregeling.
Eén ondernemer
De opsomming ‘landbouwers, veehouders, tuinbouwers en bosbouwers’ moet als één geheel worden gezien, in die zin, dat ingeval een ondernemer meer dan één van deze hoedanigheden bezit, hij voor de landbouwregeling als één ondernemer dient te worden aangemerkt (bijvoorbeeld een gemengd bedrijf).
Beheer van bossen
De belastingdienst heeft er geen bezwaar tegen dat in alle gevallen waarin sprake is van het beheer van bossen, zonder dat de beheerder terzake als BTW-ondernemer kan worden aangemerkt, die beheerder met betrekking tot het beheer van het desbetreffende bos als bosbouwer wordt aangemerkt. Hieronder vallen bijvoorbeeld exploitanten van een landgoed, gemeenten e.d. Onder bossen in de hierbedoelde zin dienen niet te worden begrepen houtopstanden langs wegen, in parken en plantsoenen, bij zwembaden, bij sportterreinen en dergelijke.
Proefboerderijen- of tuinen
De stichtingen of verenigingen die proefboerderijen- of tuinen exploiteren en voor deze activiteiten zijn aan te merken als ondernemer in de zin van de wet, verrichten deze activiteiten als landbouwer.
Prestaties van landbouwer in andere hoedanigheid
Verricht een landbouwer ook prestaties anders dan in zijn hoedanigheid van landbouwer dan mist, ongeacht de omvang daarvan, de landbouwregeling toepassing.
Als voorbeelden hiervan kunnen worden genoemd:
– de exploitatie van een café, een pension, een kampeerbedrijf, een bakkerij, een kruidenierswinkel;
– de handel in en/of het zijn van depothouder met betrekking tot aardappelen, eieren, granen, land- en tuinbouwzaden, meststoffen, veevoeder, bestrijdingsmiddelen;
– het recht verlenen aan een derde om een tot het landbouwbedrijf behorend perceel landbouwgrond te ontgronden, waarbij deze derde de eigendom verwerft van het aldus uitgegraven zand;
– het leveren van een bouwterrein.
Ten aanzien van bovenvermelde activiteiten zal steeds moeten worden bezien of er sprake is van BTW-ondernemerschap.
Door de landbouwer in zijn hoedanigheid van landbouwer voorgebracht of geteeld
Landbouwers die landbouwproducten leveren, zijn terzake van deze leveringen geen BTW verschuldigd indien die goederen door de landbouwer in zijn hoedanigheid van landbouwer zijn voorgebracht of geteeld. De toevoeging van de woorden ‘in hun vermelde hoedanigheid’ beoogt de werking van de landbouwregeling te beperken tot de functies welke eigen zijn aan het landbouwbedrijf. Als bijvoorbeeld een landbouwer landbouwproducten levert, welke hij tevens een bewerking heeft doen ondergaan die in de regel in een schakel na de landbouw wordt verricht, kan niet worden gesproken van goederen welke de landbouwer in zijn hoedanigheid van landbouwer heeft voortgebracht of geteeld. Dat is bijvoorbeeld het geval indien de (pluim)veehouder vlees van door hem gefokt pluimvee onderscheidenlijk door hem gefokte runderen levert.
Het maken van kaas, het sorteren of doen sorteren van zelf geteelde aardappelen, het drogen of doen drogen van zelf geteelde granen, gras en dergelijke worden echter wel door de desbetreffende landbouwer in zijn hoedanigheid van landbouwer verricht. Het door kuikenbroeders en fokkers van hennen in hun bedrijf uitbroeden van kuikens, het opfokken van die kuikens tot hennen en het leveren van schouweieren (broedeieren welke niet blijken te zijn bevrucht), zijn eveneens activiteiten verricht in de hoedanigheid van landbouwer.
Landbouwers verrichten alle leveringen van door hen voortgebrachte of geteelde goederen, genoemd in onderdeel a, van de bij de Wet OB behorende tabel I, in hun hoedanigheid van landbouwer. Ook indien het goederen betreft waarop de bedrijfsuitoefening van de desbetreffende landbouwer zich niet (direct) richt. Indien bijvoorbeeld een landbouwer de op zijn erf gevelde bomen levert, verricht hij die prestatie in zijn hoedanigheid van landbouwer. Dit geldt ook voor:
– leveringen van kadavers van in tabel I, onderdeel a, van de Wet OB genoemde dieren;
– incidentele leveringen door een landbouwer van door hem betrokken goederen, genoemd in tabel I, onderdeel a, van de Wet OB, welke door een andere landbouwer als zodanig zijn voortgebracht of geteeld.
Agrarische diensten
Behalve op de diensten van contracttelers, contractmesters, paardenopfokkers, vetweiders en dergelijke landbouwers, heeft dit ook betrekking op door landbouwers verrichte diensten die naar hun aard bijdragen tot de agrarische productie en die zij met gebruikmaking van hun normale uitrusting en personeel verrichten.
Het betreft hier in het bijzonder de volgende agrarische diensten:
– bewerking van de grond, maaien, dorsen, persen, verzamelen en oogsten, inclusief het inzaaien en poten;
– verpakken en marktklaar maken, zoals drogen, schonen, kneuzen, desinfecteren en ensileren van landbouwproducten;
– opslag van landbouwproducten;
– inscharen, fokken, houden of mesten van dieren;
– verhuur, voor landbouwdoeleinden, van middelen die normaliter in de landbouw- of bosbouwbedrijven worden gebruikt;
– technische bijstand;
– vernietiging van schadelijke planten en dieren, behandelen van planten en grond door bespuiting;
– exploitatie van irrigatie- en draineerinstallaties;
– snoeien van bomen, kappen van hout en andere diensten in de bosbouw.
Bijdragen tot de agrarische productie
Van diensten die bijdragen tot de agrarische productie is slechts sprake indien bedoelde bijkomende diensten worden bewezen jegens andere landbouwers, die deze diensten afnemen in hun hoedanigheid van landbouwer. Worden die diensten bewezen ten behoeve van anderen dan zal terzake heffing van omzetbelasting dienen plaats te vinden. Als voorbeelden van gevallen waarin geen sprake is van diensten die bijdragen tot de agrarische productie kunnen worden genoemd:
– het maaien van gras op sportvelden, vliegvelden en dergelijke (ook al mag de presterende landbouwer het gemaaide gras behouden);
– het vernietigen van schadelijke dieren in bedrijfsgebouwen van anderen dan landbouwers;
– het seksen van kuikens;
– het verlenen van een jachtrecht door een landbouwer dat betrekking heeft op een tot diens landbouwbedrijf behorend perceel landbouwgrond;
– het door een landbouwer tegen vergoeding toestaan aan agrarische loonbedrijven mest of reststoffen van kaarsenfabrieken op zijn land uit te rijden/te injecteren;
– het door een landbouwer tegen vergoeding afnemen van gemaaid gras van anderen dan landbouwers.
Gebruikmaking van de normale uitrusting en personeel
Onder normale uitrusting en personeel in de hier bedoelde zin dient te worden verstaan die uitrusting en dat personeel, welke de landbouwer gewoonlijk voor het voeren van zijn eigen landbouwbedrijf gebruikt. Wordt derhalve door een landbouwer uitrusting aangeschaft en/of personeel aangetrokken om aan de bij anderen bestaande vraag naar agrarische diensten te kunnen voldoen, dan vallen deze diensten die met behulp van die uitrusting of dat personeel worden verricht, niet onder de landbouwregeling. Ditzelfde geldt indien een landbouwer substantiële bestanddelen van zijn bedrijf, zoals gronden, eventueel in combinatie met rechten, en/of gebouwen, die hij tot dan toe gewoonlijk voor de uitoefening van zijn landbouwbedrijf gebruikte, ter beschikking stelt aan derden. De landbouwer heeft in dat geval niet langer de mogelijkheid deze goederen en rechten voor het voeren van zijn eigen landbouwbedrijf te gebruiken.
Levering van in het bedrijf gebruikte goederen
Landbouwers zijn geen BTW verschuldigd terzake van door hen verrichte leveringen van gebruikte bedrijfsmiddelen en andere in het bedrijf gebruikte goederen. Onder de hier bedoelde bedrijfsmiddelen en andere goederen worden verstaan de goederen welke ten behoeve van landbouwprestaties zijn gebezigd.
Herziening van voorbelasting bij verkoop bedrijfsmiddelen
De levering van gebruikte bedrijfsmiddelen en andere in het bedrijf gebruikte goederen binnen de voor die bedrijfsmiddelen genoemde herzieningstermijn kan in bepaalde gevallen leiden tot een herziening van eerder in aftrek gebrachte BTW.
Overdracht van een landbouwbedrijf
Bij de overdracht van een landbouwbedrijf of een zelfstandig deel daarvan is sprake van een samenstel van leveringen en diensten. Indien dat samenstel van leveringen en diensten is aan te merken als een geheel of een gedeelte van een algemeenheid van goederen, is artikel 37d van de Wet OB van toepassing. Dit betekent dat heffing van BTW achterwege blijft, mits de overgenomen onderneming of het overgenomen gedeelte daarvan door de koper op gelijksoortige wijze wordt geëxploiteerd
Optie voor belast leveren van een onroerende zaak
Ingeval een onder de landbouwregeling vallende landbouwer terzake van de levering van een onroerende zaak een verzoek doet voor belaste levering van die onroerende zaak, zal dat verzoek, ook al komt het in beginsel voor inwilliging in aanmerking, niet het gewenste effect sorteren. De reden hiervoor is dat een dergelijk verzoek alleen de levering van een onroerende zaak vrijstelt. De landbouwregeling blijft gelden.
Intensieve veehouderij
De landbouwregeling blijft buiten toepassing ten aanzien van veehouders, voor zover hun bedrijfsuitoefening niet samenhangt met de exploitatie van de bodem. Deze bepaling brengt met zich mee, dat in beginsel van geval tot geval zal moeten worden beoordeeld of het desbetreffende vee al dan niet in betekenende mate wordt gevoerd en/of verzorgd met producten welke door de veehouder op de hem ter beschikking staande cultuurgrond zijn geteeld c.q. zijn voortgebracht. Bij deze beoordeling komt onder meer betekenis toe aan de omvang van de veevoederinkopen ten opzichte van zowel de desbetreffende veestapel als de hoeveelheid zelf voortgebrachte of geteelde producten die wordt gebezigd ten behoeve van de voedering of verzorging van dat vee.
Samenhang veehouderij en bodemexploitatie
Teneinde de landbouwregeling uitvoerbaar te maken en onzekerheid terzake zo veel mogelijk te vermijden, kan om praktische redenen steeds samenhang tussen veehouderij en de exploitatie van de bodem worden aangenomen ingeval de veehouder tenminste één hectare cultuurgrond bedrijfsmatig in gebruik heeft.
Samenloop intensieve veehouderij en andere landbouwactiviteiten
Indien een veehouder die tenminste één hectare cultuurgrond bedrijfsmatig in gebruik heeft, met betrekking tot het deel van zijn onderneming dat bestaat uit intensieve veehouderij op de normale wijze in de heffing wordt betrokken, maar voor het overige deel van zijn bedrijf de landbouwregeling wil toepassen, bestaat daartoe de mogelijkheid.
Minder dan 1 hectare cultuurgrond
Heeft de veehouder minder dan één hectare cultuurgrond bedrijfsmatig in gebruik, dan dient het desbetreffende bedrijf op de normale wijze in de heffing te worden betrokken, tenzij de veehouder aantoont dat zijn vee in betekenende mate wordt gevoerd of verzorgd met producten welke afkomstig zijn van de bij hem bedrijfsmatig in gebruik zijnde cultuurgrond.
Bron: Besluit Landbouw