BTW-compensatiefonds

BTW-compensatiefonds

Treden publiekrechtelijke lichamen op als ondernemer dan is de Wet OB op hen van toepassing. In die hoedanigheid komt de aan een publiekrechtelijk lichaam in rekening gebrachte BTW in beginsel voor aftrek in aanmerking, tenzij sprake is van vrijgestelde handelingen. Voor een publiekrechtelijk lichaam dat optreedt als ondernemer die belaste handelingen verricht
vormt de BTW geen kostenpost door de werking van het aftrekrecht. Treedt een publiekrechtelijk lichaam niet op in de hoedanigheid van ondernemer dan is de in die hoedanigheid door het publiekrechtelijke lichaam betaalde BTW niet aftrekbaar en dus wel een kostenpost. Het niet in aftrek kunnen brengen van BTW kan een verstorende werking hebben op afwegingen die door publiekrechtelijke lichamen worden gemaakt. Het gaat dan vooral om:
– de afweging tussen het zelf uitvoeren van taken en het uitbesteden daarvan aan private partijen;
– de problematiek rond het onderling uitwisselen van personeel tussen publiekrechtelijke lichamen;
– het aangaan van constructies om de BTW-lasten te beperken.




Compensatiegerechtigde lichamen

Om die verstorende invloed van de BTW zoveel mogelijk weg te nemen is op
1 januari 2003 de Wet BCF ingevoerd. Deze wet is van toepassing op provincies, gemeenten en regionale openbare lichamen, hierna gezamenlijk aangeduid als compensatiegerechtigde lichamen. Op grond van de Wet BCF komt voor compensatie in aanmerking de BTW die aan compensatiegerechtigde lichamen in rekening wordt gebracht. Het moet dan gaan om BTW op handelingen die door deze lichamen worden afgenomen in de hoedanigheid van niet-ondernemer. Hetzelfde geldt voor de BTW die in de hoedanigheid van niet-ondernemer van deze publiekrechtelijke lichamen wordt geheven, bijvoorbeeld in verband met invoer of de intracommunautaire
verwerving van goederen (artikel 3 Wet BCF).

Op de hoofdregel dat de als niet-ondernemer betaalde BTW voor compensatie in aanmerking komt, kent de Wet BCF enkele uitzonderingen. Niet voor compensatie komt in aanmerking de BTW die verband houdt met goederen en diensten die het compensatiegerechtigde lichaam:
1. verstrekt, verleent of ter beschikking stelt aan een of meer individuele derden (artikel 4, eerste lid, onderdeel a, Wet BCF);
2. aanwendt voor handelingen die zijn vrijgesteld van de heffing van BTW als zij worden verricht door een ondernemer in de zin van de Wet OB (artikel 4, eerste lid, onderdeel b, Wet BCF).

Ad 1
Deze uitsluiting voorkomt dat op goederen en diensten die een compensatiegerechtigd lichaam aanschaft maar die feitelijk door anderen dan dat lichaam worden gebruikt, geen BTW drukt. Een paar voorbeelden zijn:
– de inkoop van een rolstoel door een gemeente die in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (hierna: Wmo) aan een individuele derde ter beschikking wordt gesteld.
– het treffen van geluidisolerende maatregelen aan woningen.
De aanleg van een geluidwal (bijvoorbeeld langs een spoorlijn) valt niet onder deze uitzondering. De terbeschikkingstelling vindt in dit laatste geval immers niet plaats aan een individuele derde. Uiteraard is hiervoor noodzakelijk dat het compensatiegerechtigde lichaam als afnemer kwalificeert van de
desbetreffende prestatie.
– het in het kader van de Wmo of een re-integratietraject aanbieden van cursussen aan een geïndiceerde. Het indiceren als zodanig is echter niet uitgezonderd. De hier bedoelde indicatiestellingen worden door de gemeente gebruikt om vast te stellen welke hulp iemand behoeft.
– herstelwerkzaamheden aan woningen (al dan niet na gebruikmaking van bestuursdwang).
– het om niet of tegen een symbolische vergoeding ter beschikking stellen van een onroerende zaak aan een derde. In dit geval is sprake van een bijzondere situatie omdat deze activiteit zowel is te rangschikken onder onderdeel a als onder onderdeel b (tot 1 januari 2007 onderdeel c). De BTW op de aankoop of de voortbrenging van de onroerende zaak is dus niet compensabel. Ook de BTW die drukt op de onderhoudskosten van die onroerende zaak is niet
compensabel als die kosten voor rekening van het compensatiegerechtigde lichaam komen.

Gaat het echter om goederen of diensten die naar hun aard alleen door een compensatiegerechtigd lichaam kunnen worden verstrekt, verleend of ter beschikking gesteld, dan is compensatie niet uitgesloten (zie artikel 1, onderdeel a, Uitvoeringsbesluit BTW-compensatiefonds). Dat is bijvoorbeeld
het geval bij de afgifte van paspoorten en uittreksels uit het bevolkingsregister. Dat is ook zo als de gemeente een invalidenparkeerplaats creëert op de openbare weg. Evenmin wordt compensatie uitgesloten als een gemeente voor de eigenaar van een perceel grond een aftakking van het hoofdriool tot aan de perceelgrens aanlegt of laat aanleggen. Weliswaar heeft de eigenaar als individu baat bij de aangelegde voorziening maar de aftakking vormt een onlosmakelijk deel van het aan de gemeente toebehorende openbare rioleringsstelsel. Dat stelsel als geheel wordt niet ter beschikking gesteld aan één of meer individuele derden, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van de Wet BCF.

Ad 2
De uitsluiting van compensatie voor handelingen die zijn vrijgesteld van de heffing van BTW als zij worden verricht door een ondernemer heeft als reden het voorkomen van concurrentieverstoring. De ondernemer die vrijgestelde handelingen verricht, kan de aan hem in rekening gebrachte BTW immers niet in aftrek brengen. Die BTW vormt voor de vrijgestelde ondernemer een kostenpost. Zou een compensatiegerechtigd lichaam dezelfde prestatie als niet-ondernemer verrichten en de daarmee verband houdende BTW kunnen compenseren dan leidt dat tot concurrentieverstoring. Voorbeelden zijn het verzorgen van openbaar onderwijs (tegenover het van BTW vrijgestelde bijzonder onderwijs) en het om niet ter beschikking stellen van onroerende zaken aan (rechts)personen.

Transparantiemethode

Compensatiegerechtigde lichamen gaan regelmatig samenwerkingsverbanden aan waarin zij de uitvoering van hun taken onderbrengen. Ook komt het voor dat zo’n lichaam de uitvoering van taken neerlegt bij een (privaatrechtelijk) lichaam dat zij volledig beheerst.

Als een samenwerkingsverband van compensatiegerechtigde lichamen voor al haar handelingen kwalificeert als een ondernemer die belaste handelingen verricht werkt het BTW-compensatiefonds optimaal. In dat geval immers heeft het samenwerkingsverband overeenkomstig de Wet OB recht op aftrek van de BTW die aan haar in rekening wordt gebracht. Het samenwerkingsverband
berekent dan BTW aan de compensatiegerechtigde deelnemers. Die BTW komt
bij de deelnemers (in beginsel) voor compensatie in aanmerking. In zoverre bestaat er dus geen verschil met de situatie waarin het compensatiegerechtigde lichaam de taken zélf uitvoert.

Niet alle samenwerkingsverbanden zullen in de heffing van BTW worden betrokken. Een deel zal weliswaar kwalificeren als ondernemer in de zin van de Wet OB maar onder de vrijstelling van artikel 11, eerste lid, onderdeel u, van die wet vallen. Daarnaast zullen er samenwerkingsverbanden zijn die voor hun activiteiten of een deel daarvan niet zijn aan te merken als ondernemer. Dit heeft tot gevolg dat BTW begrepen is in de kosten die het samenwerkingsverband aan de deelnemer(s) doorberekent. In dat geval verkeren compensatiegerechtigde deelnemer(s) in een nadeliger positie dan wanneer zij de desbetreffende activiteiten zelf zouden uitvoeren. Het gevolg zou kunnen zijn dat compensatiegerechtigden zich genoodzaakt zien om de desbetreffende activiteiten (weer) zelf te gaan uitvoeren.

Goedkeuring
De staatssecretaris keurt goed dat de aan samenwerkingsverbanden in rekening gebrachte, niet voor aftrek in aanmerking komende, BTW naar de compensatiegerechtigde deelnemers wordt doorgeschoven. De deelnemers kunnen de doorgeschoven BTW vervolgens voor de toepassing van de Wet BCF beschouwen als ware deze rechtstreeks aan hen in rekening gebracht
waardoor compensatie van deze BTW mogelijk wordt. Deze goedkeurende regeling wordt hierna ook wel aangeduid als de transparantiemethode.

Wie kunnen de transparantiemethode toepassen?

Toepassing van de transparantiemethode is alleen mogelijk voor:
a. Als zelfstandige groepering (het moet gaan om een zelfstandige, van de deelnemers te onderscheiden, entiteit) functionerende samenwerkingsverbanden van publiekrechtelijke lichamen voor zover deze samenwerkingsverbanden niet als ondernemer in de zin van de Wet OB
kwalificeren en waarvan de activiteiten in een voorkomend geval door (één of meer) deelnemende compensatiegerechtigde lichamen, niet worden gebezigd als ondernemer.
b. Samenwerkingsverbanden, als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel u, van de Wet OB, van publiekrechtelijke lichamen voor zover de samenwerkingsverbanden diensten verrichten aan hun deelnemers die door dezen worden afgenomen anders dan in hun kwaliteit als ondernemer.
c. Rechtspersonen voor zover deze niet als ondernemer in de zin van de Wet OB zijn aan te merken waarvan:
– uitsluitend één compensatiegerechtigd lichaam onmiddellijk aandeelhouder, deelnemer of lid is; of
– de bestuurders uitsluitend door één compensatiegerechtigd lichaam onmiddellijk worden benoemd en ontslagen; en
– waarvan, in beide gevallen, het vermogen bij liquidatie uitsluitend ter beschikking van het compensatiegerechtigde lichaam komt.

Gedeeltelijke toepassing transparantiemethode

Toepassing van de transparantiemethode voor een deel van de activiteiten is mogelijk. Dat doet zich voor als het samenwerkingsverband ook als ondernemer handelingen verricht aan de deelnemers en/of derden. Als voor toepassing van de transparantiemethode wordt gekozen geldt dat voor alle deelnemers in het samenwerkingsverband een uniforme handelwijze moet worden toegepast. Dit leidt ertoe dat naar hun aard dezelfde activiteiten niet zodanig mogen worden vormgegeven dat deze voor een deel van de deelnemers in de BTW-heffing worden betrokken en voor een ander deel van de deelnemers in de transparantiemethode.

Deelname door niet-compensatiegerechtigde publiekrechtelijke lichamen

De deelname van andere publiekrechtelijke lichamen dan compensatiegerechtigden in het samenwerkingsverband (zoals buitenlandse gemeenten) staat aan toepassing van de transparantiemethode ten aanzien van de compensatiegerechtigden niet in de weg. Met betrekking tot dit laatste valt bijvoorbeeld te denken aan de situatie dat een aantal gemeenten een samenwerkingsverband aangaat voor het ophalen van huisvuil. Als dit samenwerkingsverband op haar beurt deelnemer wordt in een ander samenwerkingsverband voor het ophalen van huisvuil kunnen, andere voorwaarden daargelaten, beide samenwerkingsverbanden in beginsel
de transparantiemethode toepassen.

Deelname door niet-publiekrechtelijke lichamen

Deelname van (één of meer) niet-publiekrechtelijke lichamen in een samenwerkingsverband verhindert de toepassing van de transparantiemethode. Evenmin is toepassing van de transparantiemethode
mogelijk door al dan niet rechtspersoonlijkheid bezittende lichamen (BV, stichting, vennootschap onder firma enz.) die zijn opgericht door een samenwerkingsverband.




Brandweer

Op 1 oktober 2010 is de Wet veiligheidsregio’s in werking getreden. Daaruit blijkt dat gemeenten de lokale brandweerzorg en het lokale brandweerpersoneel aan de veiligheidsregio kunnen overdragen. Gemeenten kunnen echter ook een eigen korps in stand houden ten behoeve van de lokale brandweerzorg.

De vraag is gerezen of de veiligheidsregio’s de transparantiemethode kunnen toepassen voor de brandweer. De transparantiemethode mist immers toepassing voor zover sprake is van bij wet aan een samenwerkingsverband zelf opgedragen taken. Dat is ook zo als de met die taken samenhangende kosten geheel of gedeeltelijk voor rekening van de in het samenwerkingsverband deelnemende compensatiegerechtigde lichamen komen. Onder de werking van de Brandweerwet 1985 (die is ingetrokken met de inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio’s) bestond via de transparantiemethode recht op compensatie voor de regionale brandweer. Nu onder de werking van de Wet veiligheidsregio’s gemeenten nog altijd een eigen brandweertaak kunnen hebben, is er geen aanleiding hierin wijziging aan te brengen. De taken op het terrein van de GHOR (Geneeskundige Hulp bij Ongelukken en Rampen), de (centrale) meldkamer en de multidisciplinaire
oefeningen zijn echter uitsluitend opgedragen aan de veiligheidsregio’s. Voor de BTW die toerekenbaar is aan deze aan de veiligheidsregio’s opgedragen taken is daarom geen compensatie mogelijk.

Als de brandweerzorg in de toekomst volledig bij de veiligheidsregio’s wordt belegd, kan geen beroep meer worden gedaan op compensatie van de BTW  die dan aan de veiligheidsregio’s in rekening wordt gebracht, ook niet door gebruik te maken van de transparantiemethode.

Goedkeuring
Onder de volgende voorwaarden keurt de staatssecretaris goed dat de toepassing van de artikelen 8 en 9 van de Uitvoeringsregeling BTW-compensatiefonds op brandweerkazernes achterwege blijft.

Voorwaarden
Voor deze goedkeuring gelden de volgende voorwaarden:
– Het gebouw dat wordt overgedragen is als brandweerkazerne in gebruik en blijft ook na de overdracht als brandweerkazerne in gebruik.
– De gemeente draagt de brandweerkazerne vóór 1 januari 2014 aan de veiligheidsregio over.
– Op het moment van de overdracht van de brandweerkazerne bestaan geen plannen om de kazerne aan een derde te verkopen.

De BTW die doorgeschoven kan worden

Doorgeschoven kan worden de BTW:
a. die vanaf 1 januari 2003, in overeenstemming met artikel 35 t/m 35d van de Wet OB, aan het samenwerkingsverband in rekening wordt gebracht; en
b. die drukt op activiteiten ten behoeve van de uitvoering van taken die daarin zijn ondergebracht door de deelnemers; en
c. waarvoor het recht op compensatie overigens niet is uitgesloten (zoals in artikel 4 of artikel 13 van de Wet BCF).

De staatssecretaris merkt op dat het in punt c gaat om de beoordeling van de activiteiten als zodanig die het samenwerkingsverband verricht.

Voorbeeld
Een samenwerkingsverband stelt om niet een pand ter beschikking aan één of meerdere deelnemers. De (eventuele) BTW die hierop ziet kan in dat geval niet worden doorgeschoven. Het recht op bijdrage wordt immers uitgesloten omdat de terbeschikkingstelling van het pand gelijkgesteld wordt aan een vrijgestelde prestatie (zie artikel 4 aanhef, eerste lid, onderdeel b, van de Wet BCF). Dit wordt niet anders als de deelnemer het pand geheel of gedeeltelijk voor activiteiten gebruikt waarvoor recht op een bijdrage bestaat.

Ook kan niet worden doorgeschoven de BTW die betrekking heeft op de uitvoering van eigen, rechtstreeks via wetgeving aan het samenwerkingsverband opgedragen, taken.

Voorstelbaar is dat het samenwerkingsverband niet in staat is om zelfstandig vast te stellen of een bepaald bedrag aan BTW bij de deelnemers compensabel is. In dat geval kan doorschuiven eerst plaatsvinden als de desbetreffende deelnemer(s) het samenwerkingsverband hierover schriftelijk heeft (hebben) geïnformeerd.

Verdeling over de deelnemers

De verdeling van de door te schuiven BTW over de deelnemers moet overeenstemmen met het gebruik dat de deelnemers maken van de activiteiten van het samenwerkingsverband. Uit praktische overwegingen kan ik mij ermee verenigen dat splitsing in beginsel plaatsvindt naar rato van de financiële bijdragen van de deelnemers aan het samenwerkingsverband. Het gaat hierbij uitsluitend om de financiële bijdragen die dienen ter dekking van de kosten van de activiteiten. Als echter aannemelijk wordt gemaakt dat een toedeling naar rato van de financiële bijdragen niet overeenstemt met het werkelijke gebruik wordt de toedeling voor die deelnemer(s) berekend overeenkomstig het werkelijke gebruik. Verdeling op basis van het werkelijke
gebruik van één of meer deelnemer(s) hoeft er niet toe te leiden dat voor alle deelnemers een dergelijke methodiek wordt gehanteerd. Er bestaat geen bezwaar tegen dat voor de andere compensatiegerechtigde deelnemers de toedeling naar verhouding van de financiële bijdragen plaatsvindt. Een
toedeling op basis van het werkelijke gebruik blijft achterwege als dit niet meer dan 10% verschilt van een toedeling naar rato van de financiële bijdragen.

Wanneer en op welke wijze vindt doorschuiven plaats?

Het doorschuiven van BTW gebeurt uiterlijk in januari van het jaar volgend op het jaar waarin de BTW aan het samenwerkingsverband in rekening is gebracht. De deelnemers verwerken de doorgeschoven BTW in de opgave van het jaar waarin de BTW aan het samenwerkingsverband in rekening is gebracht. Het samenwerkingsverband stuurt hiervoor aan de deelnemers een afrekening waarin het totaalbedrag van de door te schuiven BTW staat
vermeld en het deel daarvan dat voor rekening komt van de desbetreffende deelnemer. Deze afrekeningen worden beschouwd als bescheiden die behoren tot de administratie van zowel het samenwerkingsverband als de deelnemers. Deze afrekeningen zijn geen facturen in de zin van de Wet OB.

Gemengd gebruik door het samenwerkingsverband

Een wijziging in het gebruik van goederen of diensten door het samenwerkingsverband kan tot gevolg hebben dat de artikelen 7 tot en met 9 van de Beschikking BCF toepassing vinden. Dit kan zich voordoen als een samenwerkingsverband de desbetreffende goederen of diensten mede voor andere activiteiten gebruikt dan waarvoor de transparantiemethode van toepassing is. In dat geval vindt de herziening volgens eerdergenoemde artikelen plaats alsof het samenwerkingsverband zelf een compensatiegerechtigd lichaam is. De herziening moet uiteraard feitelijk gerealiseerd worden via de opgaven van de betrokken deelnemers (ook als deze inmiddels niet meer deelnemen in het samenwerkingsverband).

Afrekenen in geval van statuswijziging

Het is mogelijk dat de omstandigheden bij een samenwerkingsverband ten aanzien van (een of meer) diensten waarop artikel 11, eerste lid, onderdeel u, van de Wet OB van toepassing is zodanig wijzigen dat het samenwerkingsverband voor die dienst(en) alsnog kwalificeert als een aftrekgerechtigde ondernemer. In dat geval kan het samenwerkingsverband met betrekking tot de ná 31 december 2002 aan haar in rekening gebrachte omzetbelasting de herzieningsbepalingen toepassen (artikelen 11 tot
en met 14a van de Beschikking OB). Er is dan sprake van een onevenwichtige situatie aangezien de BTW eerder al is doorgeschoven naar de deelnemers. Zodra die situatie zich voordoet komt de grondslag aan de transparantiemethode te ontvallen. In dat geval wordt toepassing van de in dit
besluit gegeven goedkeuring alsnog uitgesloten en zijn de deelnemers de ter zake als bijdrage teruggevraagde BTW (gedeeltelijk) weer verschuldigd. Voor zover relevant voor de berekening van het door de deelnemers terug te betalen bedrag, zijn de artikelen 7 tot en met 9 van de Beschikking BCF van overeenkomstige toepassing. Hierbij worden de goederen of diensten geacht tot het einde van de daar bedoelde perioden te zijn gebruikt voor activiteiten waarvoor geen recht op bijdrage bestaat. Terugbetaling gebeurt in één keer bij de opgave over het kalenderjaar waarin het samenwerkingsverband een beroep kan doen op de herzieningsbepalingen van de Beschikking OB.

Overdracht roerende of onroerende zaak

Het komt voor dat een compensatiegerechtigd lichaam een roerende of onroerende zaak overdraagt aan een lichaam dat de transparantiemethode mag toepassen. Een voorbeeld hiervan betreft de overdracht van een brandweerkazerne door een gemeente aan een veiligheidsregio. Als het een
roerende of onroerende zaak betreft waarvoor een bijdrage uit het compensatiefonds is genoten, kan artikel 9 van de Uitvoeringsregeling BTW-compensatiefonds van toepassing zijn en dient het overdragende lichaam in beginsel een deel van deze bijdrage terug te betalen. In gevallen waarin het
overnemende lichaam het gebruik voor handelingen waarvoor recht op compensatie bestaat voortzet, acht de staatssecretaris dit ongewenst.

Goedkeuring
Onder de volgende voorwaarden keurt de staatssecretaris goed dat toepassing van artikel 9 van de Uitvoeringsregeling BTW-compensatiefonds achterwege blijft als een roerende of onroerende zaak wordt overgedragen aan een lichaam dat de transparantiemethode mag toepassen.

Voorwaarden
Voor deze goedkeuring gelden de volgende voorwaarden:
– Het overnemende lichaam dient het gebruik voor activiteiten waarvoor – via de transparantiemethode – recht op compensatie bestaat, voort te zetten.
– Herziening dient plaats te vinden als het overnemende lichaam het goed geheel of gedeeltelijk gebruikt voor andere activiteiten dan waarvoor de transparantiemethode van toepassing is. Deze herziening dient plaats te vinden bij het lichaam dat de zaak heeft overgedragen.




Terbeschikkingstelling roerende of onroerende zaak anders dan door overdracht

Het komt ook voor dat een compensatiegerechtigd lichaam een roerende of onroerende zaak niet levert maar op andere wijze ter beschikking stelt aan een lichaam dat zelf recht heeft op compensatie of aan een lichaam dat de transparantiemethode mag toepassen. Een voorbeeld hiervan betreft de
gratis terbeschikkingstelling van een brandweerkazerne aan een veiligheidsregio. Als het een roerende of onroerende zaak betreft waarvoor een bijdrage uit het compensatiefonds is genoten, kan artikel 8 van de Uitvoeringsregeling BTW-compensatiefonds van toepassing zijn. In dat geval dient het ter beschikking stellende lichaam in beginsel jaarlijks een vijfde c.q. een tiende deel van deze bijdrage terug te betalen. De staatssecretaris acht dit ongewenst in die gevallen waarin het ter beschikking stellende lichaam ter
zake van de terbeschikkingstelling niet handelt als ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet OB en het lichaam waaraan de zaak ter beschikking wordt gesteld het gebruik voortzet voor activiteiten waarvoor (al dan niet via de transparantiemethode) recht op compensatie bestaat.

Goedkeuring
Onder de volgende voorwaarden keurt de staatssecretaris goed dat toepassing van artikel 8 van de UitvoeringsregelingBTW-compensatiefonds achterwege blijft als een roerende of onroerende zaak anders dan door middel van een levering van die zaak ter beschikking wordt gesteld aan een lichaam dat recht heeft op compensatie of de transparantiemethode mag toepassen.

Voorwaarden
Voor deze goedkeuring gelden de volgende voorwaarden:
– Het ter beschikking stellende lichaam treedt ter zake van de terbeschikkingstelling niet op als ondernemer.
– Het lichaam waaraan de zaak ter beschikking wordt gesteld dient het goed te blijven gebruiken voor activiteiten waarvoor – rechtstreeks of via de transparantiemethode – recht op compensatie bestaat.
– Herziening dient plaats te vinden vanaf het moment dat het lichaam waaraan de zaak ter beschikking is gesteld het goed geheel of gedeeltelijk gebruikt voor andere activiteiten dan waarvoor – rechtstreeks of via de transparantiemethode – recht op compensatie bestaat.
– Herziening dient eveneens plaats te vinden vanaf het moment dat de voorwaarden van de terbeschikkingstelling zo gewijzigd worden dat het ter beschikking stellende lichaam met de terbeschikkingstelling handelt als ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet OB.
– In geval van herziening dient deze plaats te vinden bij het lichaam dat het goed ter beschikking stelt of heeft gesteld.

Als het vorenstaande toepassing vindt keurt de staatssecretaris tevens goed dat artikel 4 van de Wet BCF buiten toepassing blijft voor de BTW die drukt op de onderhoudskosten van de terbeschikkinggestelde roerende of onroerende zaak.

Verplichtingen samenwerkingsverbanden

Op samenwerkingsverbanden die van de transparantiemethode gebruik maken is artikel 9, achtste lid, van de Wet BCF van overeenkomstige toepassing. Het samenwerkingsverband is dus bijvoorbeeld gehouden om de BTW op duidelijke en voor de Belastingdienst eenvoudig controleerbare wijze te administreren. Ook kan de inspecteur een boekenonderzoek instellen bij een samenwerkingsverband dat niet kwalificeert als ondernemer voor de Wet OB. Een samenwerkingsverband dat van de transparantiemethode gebruik maakt, moet deze methode toepassen gedurende een periode van ten minste vijf jaren, te rekenen vanaf de dag waarop de methode voor het eerst is toegepast. Als na verloop van deze termijn van vijf jaren het samenwerkingsverband afziet van verdere toepassing van de transparantiemethode, kan de methode door dat samenwerkingsverband weer worden toegepast na verloop van vijf jaren, te rekenen vanaf de dag waarop het samenwerkingsverband de methode
buiten toepassing heeft gelaten.

Verplichtingen deelnemers

Op de doorgeschoven BTW zijn de Wet BCF en de daarop gebaseerde uitvoeringsvoorschriften van toepassing alsof deze BTW rechtstreeks aan de deelnemers in rekening is gebracht. De deelnemers zijn verantwoordelijk voor de door hen in te dienen opgaven en daarmee ook voor de daarin begrepen doorgeschoven BTW. Als bijvoorbeeld blijkt dat voor een bedrag aan doorgeschoven BTW ten onrechte een bijdrage is gevraagd of verleend, vindt
correctie plaats bij de desbetreffende deelnemer, ook als deze inmiddels niet meer deelneemt in het samenwerkingsverband.

De BTW die in het kader van de transparantiemethode wordt doorgeschoven naar de deelnemers behoort niet tot de optelpost bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel e, van de Beschikking BCF.

Bron: Besluit 25 januari 2012, nr. BLKB 2012/175M



Auteur: de Redactie

Een team van BTW-deskundigen is continue bezig met jou te informeren over alles wat met BTW of omzetbelasting te maken heeft, zoals nieuwsberichten over BTW, wijzigingen van wetgeving, wijziging van BTW-tarieven en veel meer informatie over BTW.

Deel deze post op

Geef een reactie