HvJ EG 29 februari 1996 C-215/94 (Mohr arrest)
De verbintenis tot beëindiging van de melkproductie, die een landbouwproducent aangaat in het kader van verordening nr. 1336/86, is geen dienst. De hiervoor ontvangen vergoeding is dus niet belast met BTW.
Feiten Mohr arrest
Mohr was eigenaar van een landbouwbedrijf waarop hij melkvee hield. In maart 1987 vroeg hij een vergoeding aan voor de definitieve beëindiging van de melkproductie. In zijn aanvraag verplichtte hij zich ertoe de melkproductie te beëindigen en maakte hij geen aanspraak op een referentiehoeveelheid voor melk in het kader van de gemeenschappelijke ordening der markten.
Op 23 september werd zijn aanvraag goedgekeurd en kreeg hij een bedrag ineens van 385 980 DM. Vervolgens deed Mohr zijn vee van de hand en zette hij zijn bedrijf om in een “ruitersportcentrum”, zodat hij zijn gehele melkproductie in de loop van dat jaar beëindigde.
In zijn aangifte voor de omzetbelasting over 1987 nam Mohr de ontvangen beëindigingsvergoeding niet op.
Het Finanzamt beschouwde deze vergoeding als een vergoeding voor een belastbare dienst, te weten de beëindiging van de melkproduktie, en hief daarover omzetbelasting.
Na de beschikking van het Finanzamt vergeefs bij het Finanzgericht te hebben aangevochten, stelde Mohr beroep in bij het Bundesfinanzhof.
Prejudiciële vragen
Het Bundesfinanzhof heeft besloten de behandeling van de zaak te schorsen en het Hof de volgende prejudiciële vragen te stellen:
- Verricht een belastingplichtig landbouwer die de melkproduktie definitief beëindigt, een dienst inzake omzetbelasting?
- Is de hiervoor ontvangen vergoeding een geldbetaling die moet worden belast?
Het HvJ oordeelt als volgt
De BTW een algemene verbruiksbelasting op goederen en diensten.
In een geval als het onderhavige is evenwel geen sprake van verbruik in de zin van het communautaire stelsel van de BTW.
De Gemeenschap, die landbouwers een vergoeding geeft voor het verlies van inkomen als gevolg van het beëindigen van de melkproductie, verwerft geen goederen of diensten voor eigen gebruik, maar handelt in het algemeen belang, te weten het bevorderen van de goede werking van de communautaire markt voor melk.
Zo gezien, levert de verbintenis van de landbouwer om zijn melkproductie te beëindigen noch de Gemeenschap noch de bevoegde nationale autoriteiten een voordeel op waardoor zij als verbruikers van een dienst kunnen worden aangemerkt. De betrokken verbintenis is derhalve geen dienst voor de BTW.
Op de prejudiciële vragen moet derhalve worden geantwoord, dat de verbintenis tot beëindiging van de melkproductie, die een landbouwproducent aangaat in het kader van verordening nr. 1336/86, geen dienst is. Mitsdien is de hiervoor ontvangen vergoeding niet onderworpen aan de omzetbelasting.