Standaarduitstel voor motivering pro forma bezwaar van vier weken vormt geen bijzondere omstandigheid volgens de Hoge Raad.
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 21-11-2014
- Datum publicatie
- 21-11-2014
- Zaaknummer
- 14/01715
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2014:756, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Rechtsgebieden
- Belastingrecht
- Bijzondere kenmerken
- Cassatie
- Inhoudsindicatie
-
Formeel belastingrecht; art. 6 EVRM en art. 8:73 Awb. Standaarduitstel voor motivering pro forma bezwaar van vier weken vormt geen bijzondere omstandigheid.
- Vindplaatsen
- Rechtspraak.nl
FutD 2014-2710
V-N 2014/61.8 met annotatie door Kluwer
BNB 2015/8
Uitspraak
21 november 2014
nr. 14/01715
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van hetGerechtshof Amsterdam van 27 februari 2014, nrs. 10/00138 tot en met 10/00148 en 11/00219 tot en met 11/00221, betreffende verzoeken van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn voor de berechting van zijn zaken. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
1Geding in cassatie
De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
De Staatssecretaris heeft een conclusie van repliek ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van dupliek ingediend.
2Beoordeling van het middel
3Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
4Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, doch uitsluitend voor zover deze het bedrag van de door de Inspecteur te vergoeden immateriële schade betreft, en
stelt het bedrag van de door de Inspecteur te vergoeden immateriële schade vast op € 3000.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Libari, en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2014.