Proceskostenvergoeding hoger beroep. De hoofdprocedure betrof (de juistheid van) de door de heffingsambtenaar vastgestelde WOZ-waarde voor 2009 en 2010 van 109 woningen en 14 bedrijfsruimten.
Het Hof is van oordeel dat belanghebbende in redelijkheid gebruik heeft gemaakt van de werkzaamheden van de taxateur en dat ook het aantal in rekening gebrachte uren redelijk is.
het Hof acht het niet geraden om de vaststelling van de onderhavige proceskostenvergoeding te baseren op het uniforme beleid van de gerechtshoven. Er is sprake van een omvangrijke opdracht van een zodanige complexe en specialistische aard dat toepassing van het maximale uurtarief voor de taxateur gerechtvaardigd is. Voor de secretariële ondersteuning geldt een lager tarief.
Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
kenmerken 13/00072 en 13/00073
17 juli 2014
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op de hogere beroepen van
de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar
tegen de uitspraken in de zaken met nrs. AWB 10/2557 en 10/2842 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 27 december 2012 in het geding tussen
[X] te [Z], belanghebbende,
gemachtigde: mr. C.J.J.C. Arnouts (Boekel de Nerée N.V.) te Amsterdam,
en
de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
2 Feiten
“Eiser is eigenaar van 121 objecten in [Q]. Partijen hebben in beroep overeenstemming bereikt over de WOZ-waardes van deze objecten voor de jaren 2009 en 2010.
Voor het indienen van de bezwaarschriften heeft eiser gebruik gemaakt van de diensten van [A]. Tot de gedingstukken behoort een factuur van [A] aan eiser voor werkzaamheden verricht voor de bezwaarprocedure 2009 voor een bedrag van € 9.150 exclusief btw (€ 10.888,50 inclusief btw). In een bijlage is dit bedrag als volgt gespecificeerd:
Overzicht declaratie [X] taxatie belastingjaar 2009 (1-1-2008)
omschrijving werkzaamheden aantal verricht uurloon totaal
uren door
overleg met cliënt en voorbespreking 3,5 taxateur € 100,00 € 350,00
maken van een overzicht met vergelijkingen /
waarderingen (Excel) 20 secretaresse € 50,00 € 1.000,00
maken van een overzicht na verwerking bezwaar
(Excel) 3 taxateur € 100,00 € 300,00
uitzoeken via Funda van de gebruikte vergelijkingen
gemeente 10 secretaresse € 50.00 € 500,00
beoordelen en plaatselijke opname woningen/panden 25 taxateur € 100,00 € 2.500,00
uitwerken beoordelingen 7,5 taxateur € 100,00 € 750,00
uitzoeken vergelijkingen [A] 10 taxateur € 100,00 € 1.000,00
printen van de vergelijkingen 8 secretaresse € 50,00 € 400,00
maken van overzicht met vergelijkingen [A] en € 100,00
beoordelingen 14,5 taxateur € 100,00 € 1.450.00
overleg met gemeente en taxateurs 6 taxateur € 100,00 € 600,00
overleg met cliënt omtrent samenvatting vóór
eindbespreking met gemeente 3 taxateur € 100,00 € 300,00
110,5 € 9.150,00
ex btw
Tot de gedingstukken behoort voorts een factuur van [A] aan eiser voor werkzaamheden verricht voor de bezwaarprocedure 2010 voor een bedrag van € 1.750 excl. btw (€ 2.082,50 incl. btw). In een bijlage is dit bedrag als volgt gespecificeerd:
overzicht declaratie [X] taxatie belastingjaar 2010 (1-1-2009)
omschrijving werkzaamheden aantal verricht uurloon totaal
uren door
overleg met cliënt en voorbespreking 1 taxateur € 100,00 € 100,00
beoordelen en plaatselijke opname woningen/panden
(zit al in jaar 2009) 0 taxateur € 100,00 € 0,00
uitwerken beoordelingen (zit al in jaar 2009) 0 taxateur € 100,00 € 0,00
uitzoeken vergelijkingen [A] 5 taxateur € 100,00 € 500,00
printen van de vergelijkingen 6 secretaresse € 50,00 € 300,00
maken van overzicht met vergelijkingen [A] en
beoordelingen 8 taxateur € 100,00 € 800,00
overleg met gemeente en taxateurs 0,5 taxateur € 100,00 € 50,00
overleg met cliënt ivm voorstel [B]
(1-1-2008 = 1-1-2009) 2 taxateur € 100,00 € 200,00
emailwisseling met [B] 0.75 taxateur € 100,00 € 75,00
23,25 € 1.750,00
ex btw
[A] heeft daarnaast eiser nog een derde nota, evenals de twee hiervoor genoemde nota’s met dagtekening 6 januari 2011, gestuurd voor werkzaamheden (”laatste overleg met de gemeente”) welke betrekking heeft op zowel 2009 als 2010, voor een bedrag van € 1.904,00 (16 uur à € 100,00 per uur, vermeerderd met 19% btw).
Tot de gedingstukken behoort verder een offerte van [C] Makelaardij o.z. B.V. van 23 maart 2011, gericht aan [A] voor in het kader van de bezwaarprocedures tegen de WOZ-beschikkingen over het jaar 2010 verrichten van onderstaande werkzaam-heden:
voorbespreking met cliënt 2 uren € 110,00 € 220,00
opname objecten 65 uren € 110,00 € 7.150,00
vergelijkingen zoeken / waarde bepalen 20 uren € 110,00 €2.200,00
recherche kadaster 2 uren € 110,00 € 220,00
recherche gemeente 10 uren € 110,00 € 1.100,00
uitwerken rapport 30 uren € 110,00 € 3.300,00
nader overleg cliënten 1 uur € 110,00 € 110,00
€ 14.300,00
Dit bedrag is exclusief omzetbelasting, gemeentelijke leges en kadasterkosten.”
Partijen hebben daartegen geen bezwaren geuit.
Uit de gedingstukken en uit hetgeen ter zitting is verhandeld is het Hof echter gebleken (hetgeen partijen desgevraagd hebben bevestigd) dat het, anders dan waarvan de rechtbank – mogelijk (haar overwegingen zijn op dit punt niet eensluidend) – is uitgegaan, gaat om de kosten die door belanghebbende in de beroepsfase (en niet in de bezwaarfase) zijn gemaakt.
Het Hof zal de hiervóór opgenomen feiten met die aanpassing lezen en voor het overige van de door de rechtbank vastgestelde feiten uitgaan.
“Ik heb steeds eerst zelf bezwaar gemaakt. De gemeente neemt mij echter niet serieus en wijst ongezien alle bezwaren af. Ik moet vervolgens in beroep komen en een taxateur inschakelen voordat de gemeente bereid is te luisteren en in overleg wil treden. Dat is elk jaar het geval. De gemeente jaagt mij met haar houding op hoge kosten.”
“Ik hoor de gemeente zeggen dat een deel van de door [A] gedeclareerde uren zien op kosten voor rechtsbijstand. Dat klopt niet, want de rechtsbijstandsuren zijn reeds gescheiden van de uren taxatiewerkzaamheden. Bij [A] was er aanvankelijk een medewerker die de juridische kant van de zaak deed, en daarnaast een medewerker die de taxatietechnische kant deed, ikzelf. De juridische aspecten van de zaak werden gedaan door [D]. Wij hielden ieder onze eigen uren bij en declareerden die ook separaat. Alleen de door mij gedeclareerde uren worden hier door belanghebbende geclaimd. Later heeft belanghebbende een advocaat ingeschakeld en heeft [D] zijn werkzaamheden gestaakt.
Eerlijk gezegd vind ik het flauw dat de gemeente stelt dat nimmer een taxatierapport is overgelegd. Omdat het zoveel panden betrof, is gekozen voor een excelsheet. Die sheet bevat alle informatie die nodig is om een taxatierapport op te stellen. Het had op de weg van de gemeente gelegen om nadere informatie op te vragen.”
“Belanghebbende heeft er altijd voor gekozen om separaat juridische bijstand in te roepen naast de taxatietechnische bijstand die hij bij dit soort zaken nodig heeft. Ook bij deze zitting wordt belanghebbende vergezeld van de beide deskundigen.”
3 Geschil in hoger beroep
Evenals in eerste aanleg is voor het Hof uitsluitend nog in geschil de hoogte van de proceskostenvergoeding als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) voor de in beide zaken door belanghebbende gemaakte kosten in de beroepsfase.
4 Beoordeling van het geschil
“2. Doordat partijen in beroep overeenstemming hebben bereikt over de WOZ-waardes van de objecten over 2009 en 2010 en de hieruit voortvloeiende vermindering van de belastingaanslagen is verweerder geheel aan de bezwaren van eiser tegemoetgekomen, zodat voorzetting van de procedure niet meer tot een voor eiser gunstig(er) resultaat kan leiden. Een verzoek om vergoeding van proceskosten is niet voldoende voor het aannemen van procesbelang omdat op die verzoeken ook moet worden beslist bij niet-ontvankelijkverklaring wegens het komen te ontbreken van procesbelang. Dit betekent dat de rechtbank de beroepen van eiser niet-ontvankelijk zal verklaren wegens het ontbreken van procesbelang. (…)”
“3. Eiser verzoekt om toekenning van een proceskostenvergoeding tot de som van de hierboven genoemde facturen, te weten in totaal € 14.875 inclusief btw, als zijnde kosten van de door eiser ingeschakelde deskundige.
4. De hoogte van de toe te kennen proceskostenvergoeding wordt bepaald op grond van de in het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb) opgenomen regeling. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser recht heeft op vergoeding van kosten voor de door hem ingeschakelde deskundige tegen het hiervoor maximum uurtarief van het Bpb, te weten € 81,23 per uur, te vermeerderen met btw. Bijzondere omstandigheden welke aanleiding zouden kunnen geven tot toekenning van een integrale proceskostenvergoeding zijn gesteld noch gebleken.
Voor zover de facturen van [A] uitgaan van uurtarieven voor een makelaar van € 100 zijn deze hoger dan door het Bpb voor vergoeding in aanmerking komen. Reeds hierom is de door eiser gevorderde vergoeding niet toewijsbaar.
5. Wat betreft de werkzaamheden welke door (het kantoor van) de taxateur zijn verricht overweegt de rechtbank dat niet alle door eiser opgevoerde kosten voor taxatietechnische werkzaamheden in aanmerking kunnen komen als vergoedbare kosten. Voor de hoogte van de toe te kennen vergoeding neemt de rechtbank als uitgangspunt de hiervoor genoemde offerte en is van oordeel dat in deze zaak in redelijkheid voor vergoeding in aanmerking komen de in deze offerte opgenomen posten ‘opname objecten’, ‘vergelijkingen zoeken / waarde bepalen’ en ‘uitwerken rapport’, die in totaal een tijdsbesteding van 115 uren omvatten. De rechtbank gaat er voorts van uit dat eiser, ook wat betreft de niet-woningen, de omzetbelasting niet kan verrekenen.
6. Op basis van het voorgaande stelt de rechtbank de proceskostenvergoeding in bezwaar als volgt vast:
opname objecten 65 uren € 81,23 € 5.279,95
vergelijkingen zoeken / waarde bepalen 20 uren € 81,23 € 1.624,60
uitwerken rapport 30 uren € 81,23 € 2.436,90
€ 9.341,45
btw 19% € 1.774,88
totaal € 11.116,33
Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten voor de bezwaarfase is de rechtbank niet gebleken.”
De heffingsambtenaar heeft zich in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de rechtbank ten onrechte het maximaal te vergoeden bedrag van € 81,23 per uur (exclusief BTW) heeft gehanteerd. In zoverre stelt het Hof vast dat kennelijk onjuist is de overweging van de rechtbank dat dit tussen partijen niet in geschil is (was). De heffingsambtenaar meent dat een bedrag van € 50 per uur (excl. BTW) tot uitgangspunt moet worden genomen, conform het uniforme beleid van de gerechtshoven zoals (onder meer) gepubliceerd in de uitspraak van dit hof van 8 november 2012, ECLI:NL:GHAMS:2012:BY2756.
Voorts is de rechtbank volgens de heffingsambtenaar uitgegaan van een te hoog aantal bestede en te vergoeden uren. De getaxeerde objecten waren immers alle van eenvoudige aard; het betreft een mandje met (eenvoudige) woningen, aldus de heffingsambtenaar. Het door [A] in rekening gebrachte aantal uren is volgens hem buiten proporties.
Hij acht een vergoeding van, primair, maximaal € 1.300 (26 uren à € 50 plus BTW) redelijk. Subsidiair meent hij dat een vergoeding van maximaal € 4.434,29 kan worden toegekend (73,75 uren, waarvan 14/123e à € 65 zonder BTW en 109/123e à € 50 plus BTW).
Meer subsidiair stelt hij dat een vergoeding van € 6.914,48 maximaal is (115 uren, waarvan 14/123e à € 65 zonder BTW en 109/123e à € 50 plus BTW).
Het Hof is van oordeel dat belanghebbende in redelijkheid gebruik heeft gemaakt van de werkzaamheden van een taxateur/deskundige voor de waardebepaling van de 109 woningen en 14 bedrijfsruimten, en dat ook het aantal door deze taxateur/deskundige hiervoor in rekening gebrachte uren redelijk is.
Het Hof heeft bij dit oordeel in aanmerking genomen dat het om een specifieke opdracht ging: de taxatie van ‘strengen’ woningen, gelegen in diverse stadsdelen van [Q], welke voor een deel nagenoeg identiek zijn (bijvoorbeeld twee of meer verdiepingen/ appartementen in één pand), maar ook voor een deel divers, bijvoorbeeld rijksmonument, en waarvan enkele zijn gecombineerd met een winkel- of andere bedrijfsruimte. Daarnaast omvatte de te taxeren portefeuille enige bedrijfsruimten zonder woning. Aldus verschillen de diverse objecten niet alleen van elkaar qua ligging, inhoud, oppervlakte en staat van onderhoud, ook zijn zij veelal verschillend qua bouwjaar, bouwstijl, bouwkwaliteit, etc.
Anders dan de gemeente stelt, is het Hof van oordeel dat de getaxeerde objecten daarmee geenszins “alle (…) van eenvoudige aard” zijn.
Slotsom
De slotsom is dat de rechtbank met het bedrag van € 11.116,33 niet een te hoge proceskostenvergoeding wegens taxatiewerkzaamheden aan belanghebbende heeft toegekend. Haar uitspraak dient te worden bevestigd.
Van de heffingsambtenaar zal op de voet van artikel 8:109, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht griffierecht worden geheven voor het instellen van hoger beroep.
5 Kosten
Voor het onderhavige geval zijn dat in de eerste plaats de in onderdeel a vermelde kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van het Bpb stelt het Hof het bedrag van deze kosten overeen-komstig het in de bijlage bij het Bpb opgenomen tarief op:
2 (proceshandelingen: indienen verweerschrift in hoger beroep en verschijnen ter zitting) x € 487 x 0,5 (wegingsfactor) = € 487.
Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan van de forfaitaire vergoedingsbedragen zou moeten worden afgeweken, is geen sprake.
6 Beslissing
Het Hof
- –bevestigt de uitspraak van de rechtbank;
- –veroordeelt de heffingsambtenaar in de kosten van belanghebbende tot een bedrag van € 698;
- –bepaalt dat van de heffingsambtenaar een griffierecht wordt geheven van € 466.
De uitspraak is gedaan door mrs. E.F. Faase, voorzitter, H.E. Kostense en A.O. Lubbers, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. B.J.E. Lodder als griffier. De beslissing is op 17 juli 2014 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Bron: ECLI:NL:GHAMS:2014:3126