Partiële ontbinding van een duurovereenkomst (commerciële hoofdverhuur van woonruimte) zonder terugwerkende kracht maar wel met ingang van een datum in het verleden (zie rov. 3.9.5 tot en met 3.9.10 van het tussenarrest van 24 maart 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:1069). In dit vervolgarrest wordt ingegaan op de hoogte van de huurachterstand en op de vaststelling van het bestaan en de omvang van de op de voet van artikel 6:272 BW aan de hoofdverhuurders toekomende waardevergoedingen ter zake de huur die de hoofdhuurder/onderverhuurder nog van de onderhuurders heeft ontvangen over de maanden ná de ingang van de partiële ontbinding van de hoofdhuurovereenkomst.
- Instantie
- Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 28-07-2015
- Datum publicatie
- 30-07-2015
- Zaaknummer
- HD 200.132.146_01
- Formele relaties
- Tussenuitspraak: ECLI:NL:GHSHE:2015:1069
- Rechtsgebieden
- Verbintenissenrecht
- Bijzondere kenmerken
- Hoger beroep
- Inhoudsindicatie
-
Partiële ontbinding van een duurovereenkomst (commerciële hoofdverhuur van woonruimte) zonder terugwerkende kracht maar wel met ingang van een datum in het verleden (zie rov. 3.9.5 tot en met 3.9.10 van het tussenarrest van 24 maart 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:1069). In dit vervolgarrest wordt ingegaan op de hoogte van de huurachterstand en op de vaststelling van het bestaan en de omvang van de op de voet van artikel 6:272 BW aan de hoofdverhuurders toekomende waardevergoedingen ter zake de huur die de hoofdhuurder/onderverhuurder nog van de onderhuurders heeft ontvangen over de maanden ná de ingang van de partiële ontbinding van de hoofdhuurovereenkomst.
- Wetsverwijzingen
- Burgerlijk Wetboek Boek 6 272, geldigheid: 2015-07-30
- Vindplaatsen
- Rechtspraak.nl
Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.132.146/01
arrest van 28 juli 2015
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats 1] , België,
appellant,
hierna aan te duiden als [appellant] ,
advocaat: mr. J.W. Rauh te Heerlen,
tegen
1[geïntimeerde 1] ,
2. [geïntimeerde 2] ,
3 [geïntimeerde 3] ,
4. [geïntimeerde 4] ,
allen wonende te [woonplaats 2] ,
geïntimeerden,
hierna tezamen aan te duiden als [geïntimeerden] en elk afzonderlijk als [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] en [geïntimeerde 4] ,
advocaat: mr. F.H.I. Hundscheid te Sittard,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 24 maart 2015 in het hoger beroep van het door de rechtbank Maastricht, sector kanton, locatie Heerlen, onder zaaknummer 438788 en rolnummer CV EXPL 11-7427 gewezen vonnis van 10 april 2013, zoals op de voet van artikel 32 Rv aangevuld bij vonnis van 22 mei 2013.
5Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- –het tussenarrest van 24 maart 2015 (ECLI:NL:GHSHE:2015:1069);
- –de memorie na tussenarrest van [appellant] met producties;
- –de antwoordmemorie na tussenarrest van [geïntimeerden]
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.
6De verdere beoordeling
dat de vijf in geding zijnde huurovereenkomsten die bedoeld zijn in rov. 3.1 sub b van het tussenarrest, partieel worden ontbonden, en wel voor zover het betreft de periode met ingang van 1 april 2011;
dat [appellant] daarom met ingang van 1 april 2011 geen huur meer verschuldigd is aan [geïntimeerden] ;
dat [appellant] eventuele huur die hij over de periode na maart 2011 nog van de onderhuurders van de vijf appartementencomplexen heeft ontvangen, op de voet van artikel 6:272 lid 1 BW aan de respectievelijke eigenaren van de appartementencomplexen moet afdragen.
Huurachterstand van [appellant] over de periode tot en met maart 2011
met betrekking tot het tijdvak van 15 maanden door [appellant] hadden moeten worden betaald;
met betrekking tot het tijdvak van 15 maanden daadwerkelijk door [appellant] zijn betaald;
met betrekking tot het tijdvak van 15 maanden alsnog door [appellant] moeten worden betaald.
Het hof zal de door [geïntimeerden] gegeven uiteenzetting hieronder weergeven:
Met betrekking tot appartementencomplex A ( [geïntimeerde 1] )
verschuldigd € 45.000,00 (€ 3.000,00 per maand)
betaald € 25.195,00 –
nog te betalen € 19.805,00
Met betrekking tot appartementencomplex B ( [geïntimeerde 2] )
verschuldigd € 22.500,00 (€ 1.500,00 per maand)
betaald € 16.955,00 –
nog te betalen € 5.545,00
Met betrekking tot appartementencomplex C ( [geïntimeerde 3] )
verschuldigd € 17.250,00 (€ 1.150,00 per maand)
betaald € 13.650,00 –
nog te betalen € 3.600,00
Met betrekking tot appartementencomplex D ( [geïntimeerde 3] )
verschuldigd € 17.250,00 (€ 1.150,00 per maand)
betaald € 13.800,00 –
nog te betalen € 3.450,00
Met betrekking tot appartementencomplex E ( [geïntimeerde 3] )
verschuldigd € 45.000,00 (€ 3.000,00 per maand)
betaald € 30.710,95 –
nog te betalen € 14.289,05
Door [appellant] nog van de onderhuurders ontvangen huur over de periode ingaande 1 april 2011.
Productie 22 betreft een bankrekeningafschrift van 31 december 2009 bestaande uit vijf bladen met af- en bijboekingen uit de periode van 15 december 2009 tot en met 30 december 2009
De producties 9 tot en met 21 betreffen bankrekeningafschriften die tezamen de periode van begin januari 2010 tot en met eind december 2010 bestrijken, waarbij afschrift 12 en blad 3 van afschrift 13 ontbreken.
De producties 1 tot en met 8 betreffen bankrekeningafschriften die tezamen de periode van begin januari 2011 tot 15 augustus 2011 bestrijken. De afschriften 4 en 5 (die kennelijk grofweg de periode van medio maart 2011 tot medio mei 2011 betreffen) ontbreken maar een deel van de ontbrekende periode is bestreken door de uitdraai van af- en bijboekingen die als productie 4 is overgelegd. Daarnaast ontbreekt afschrift 7, kennelijk betrekking hebbend op de periode van medio juni tot medio juli 2011. Verder ontbreekt blad 3 van rekeningafschrift 2 en blad 3 van rekeningafschrift 3.
de afschriften 4 en 5 van 2011, die kennelijk grofweg de periode van medio maart 2011 tot medio mei 2011 betreffen;
afschrift 7, kennelijk betrekking hebbend op de periode van medio juni tot medio juli 2011.
7De uitspraak
Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 25 augustus 2015 voor een memorie na tussenarrest aan de zijde van [appellant] , waarbij [appellant] moet reageren en stukken moet overleggen zoals hiervoor omschreven in de rechtsoverwegingen 6.2.2, 6.3.7, 6.3.8 en 6.3.9;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.B.N. Keizer, M.G.W.M. Stienissen en Th.J.A. Kleijngeld en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 28 juli 2015.
griffier rolraadsheer