Pandrecht op onder eigendomsvoorbehoud geleverde zaken

 

Pandrecht op onder eigendomsvoorbehoud geleverde zaken. Afstand van eigendomsvoorbehoud, daartoe strekkende overeenkomst met wederpartij. Aanvaarding afstand namens wederpartij door daartoe bevoegd vertegenwoordiger? Kribbenbijter-maatstaf.

Hoge Raad

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
28-11-2014
Datum publicatie
28-11-2014
Zaaknummer
13/03390
Formele relaties
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1741, Gevolgd
In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:979, Bekrachtiging/bevestiging
Rechtsgebieden
Civiel recht
Bijzondere kenmerken
Cassatie
Inhoudsindicatie

Pandrecht op onder eigendomsvoorbehoud geleverde zaken. Afstand van eigendomsvoorbehoud; daartoe strekkende overeenkomst met wederpartij; betekenis HR 22 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC4866. Aanvaarding afstand namens wederpartij door daartoe bevoegd vertegenwoordiger? Kribbenbijter-maatstaf. Stelplicht en bewijslast. Bekrachtiging (convalescentie) ongeldig pandrecht? Art. 3:58 lid 1 BW; eis dat onmiddellijk belanghebbenden de rechtshandeling “als geldig hebben aangemerkt”; maatstaf.

Wetsverwijzingen
Burgerlijk Wetboek Boek 3
Burgerlijk Wetboek Boek 3 58
Burgerlijk Wetboek Boek 3 92
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
NJB 2014/2215
RvdW 2015/3
JOR 2015/26 met annotatie door prof. mr. S.C.J.J. Kortmann

Uitspraak

28 november 2014

Eerste Kamer

nr. 13/03390

LZ/EE

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

mr. F.G.H. SNIPPERS, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Tatra Woods Corportion B.V.,
kantoorhoudende te Amsterdam,

EISER tot cassatie, verweerder in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,

advocaat: mr. S.M. Kingma,

t e g e n

de coöperatie COÖPERATIEVE RABOBANK NOORD GOOILAND U.A.,
gevestigd te Bussum,

VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,

advocaat: mr. J. de Bie Leuveling Tjeenk.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de curator en Rabobank.

1Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:

a. het vonnis in de zaak CV 09-1451 van de rechtbank Amsterdam van 22 april 2009, 19 augustus 2009 en 2 december 2009;

b. het arrest in de zaak 200.064.800/1 van het gerechtshof te Amsterdam van 2 april 2013.

Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft de curator beroep in cassatie ingesteld. Rabobank heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord, tevens houdende incidenteel cassatieberoep, zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, en voor de curator mede door mr. G.C. Nieuwland, en voor Rabobank mede door mr. D. Vlasblom.

De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep.

De advocaat van de curator heeft bij brief van 19 september 2014 op die conclusie gereageerd.

3Beoordeling van het middel in het principale beroep

3.1In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan:(i) Op 31 januari 2007 is [A] B.V. (hierna: [A]) in staat van faillissement verklaard, met benoeming van mr. Terng tot curator.

(ii) [A] had sinds oktober 2005 een financieringsrelatie met Rabobank. [A] heeft zekerheid gesteld door onder meer een stil pandrecht op haar activa te verlenen, dat op 26 januari 2007 is omgezet in een vuistpand ten behoeve van Rabobank.

(iii) Op 2 maart 2007 heeft Tatra Woods Corporation (hierna: Tatra Wood) een voorstel van Rabobank aanvaard voor de financiering van een doorstart van [A]. Dat voorstel hield onder meer in dat de bestaande financiering van [A] geheel werd afgelost.

(iv) In maart 2007 heeft Tatra Wood aan Rabobank een pandrecht verleend op onder meer haar huidige en toekomstige inventaris. De pandakte is op 9 mei 2007 geregistreerd.

(v) Op 5 april 2007 heeft mr. Terng in het kader van de hiervoor in (iii) bedoelde doorstart de activa van [A] verkocht aan Tatra Wood. Bij die overeenkomst waren mr. Terng, Tatra Wood, [B] B.V. en Rabobank partij. In de overeenkomst is onder meer bepaald dat mr. Terng zich namens de boedel van [A] de eigendom van de verkochte activa voorbehield “totdat geheel en volledig is voldaan aan de financiële alsmede de daarmee samenhangende verplichtingen vermeld in deze overeenkomst”.

(vi) Tatra Wood en Rabobank hebben op 2 november 2007 een “Overeenkomst vuistpandrecht” gesloten. Deze overeenkomst bepaalt, voor zover thans van belang:

“De debiteur verklaart hierbij overeenkomstig het verzoek van de bank en het daaromtrent bepaalde in de desbetreffende (pand)akte, respectievelijk de daarbij behorende respectievelijk van toepassing verklaarde algemene voorwaarden, de roerende zaken aan de bank als pandhouder ter beschikking te stellen c.q. in haar macht te brengen. De bank verkrijgt daarmee het vuistpandrecht.”

(vii) In een e-mail van 23 november 2007 heeft mr. Terng aan Rabobank onder meer het volgende geschreven:

“Ik heb vernomen dat uw instelling voornemens is de bedrijfsuitrusting van Tatra Wood executoriaal te verkopen.

Voor de goede orde wijs ik er op dat, zoals u bekend, ondergetekende in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [A] B.V. de eigendom van betrokken zaken heeft voorbehouden totdat aan alle verplichtingen jegens de boedel is voldaan.

De koopsom is nog altijd niet voldaan, zodat ik hierbij dan ook aanspraak maak op de eigendom van de betrokken zaken.

Graag voer ik overleg met u over het voorgaande.”

(viii) Op 26 november 2007 heeft mr. Terng aan Rabobank geschreven:

“(…) Met betrekking tot de executieverkoop hebben wij afgesproken dat uit de opbrengst een bedrag ad EUR 21.897,37 (inclusief verschuldigde rente tot 14 december 2007) aan de boedel zal worden voldaan, te vermeerderen met rente vanaf 14 december 2007. Graag volledigheidshalve bevestiging van deze afspraak. (…) “.

(ix) In een e-mail van 26 november 2007 heeft Rabobank mr. Terng als volgt geantwoord:

” (…) Geachte heer Terng,

Hierbij bevestig ik de gemaakte afspraak m.b.t. de opbrengst uit de executieverkoop. (…)”

(x) Begin december 2007 heeft de executie van machines, gereedschappen, inventaris en rollend materiaal van [A] plaatsgevonden. De opbrengst ten belope van € 234.064,88 is aan Rabobank voldaan. De geveilde zaken zijn aan de desbetreffende kopers geleverd.

(xi) Op 18 december 2007 heeft de rechtbank Amsterdam het faillissement van Tatra Wood uitgesproken met benoeming van – thans – mr. Snippers tot curator (hierna: de curator).

(xii) In een e-mail van 29 januari 2008 heeft mr. Terng aan Rabobank onder meer als volgt geschreven:

“Zoals ik heb aangegeven is de boedel bereid af te zien van een beroep op haar eigendomsvoorbehoud, op voorwaarde dat de restantkoopsom vermeerderd met de thans nog steeds doorlopende (wettelijke handels)rente (…) aan de boedel wordt voldaan. (…)

U heeft mij bevestigd met het voorgaande akkoord te gaan.

Gaarne verneem ik van u zodra u weet wanneer u tot betaling overgaat, zodat ik u een actuele renteberekening kan doen toekomen.”

(xiii) In een e-mail van 7 februari 2008 heeft de curator Rabobank gesommeerd tot betaling van het hiervoor in (x) vermelde bedrag van € 234.064,88. Rabobank heeft niet aan die sommatie voldaan.

(xiv) Op 15 juni 2009 heeft mr. Terng onder meer verklaard:

“In aanmerking nemende het vorenstaande, verklaart de curator hierbij dat op 26 november 2007 of zoveel eerder, tussen de curator en de bank overeenstemming is bereikt over betaling van de nog resterende koopprijs, zoals bedongen in de schriftelijke overeenkomst van 5, respectievelijk 12 april 2007.

De curator verklaart bij deze dat tussen hem en de bank is overeengekomen dat de curator afstand doet enkel en alleen ten behoeve van de bank van zijn eigendomsvoorbehoud onder de voorwaarde (…) dat de bank de rechten van de curator respecteert(de) en zij instaat voor betaling van de nog resterende (deel)termijnen van Tatra, aan de curator, ter zake van die koop en verkoop van het actief van [A]. De bank heeft aangegeven aan die voorwaarde te zullen voldoen, waarmee de curator voor zover nodig verklaart afstand te hebben gedaan van zijn eigendomsvoorbehoud jegens de bank, in ieder geval per 26 november 2007.”

3.2.1In dit geding heeft de curator na wijziging van zijn eis gevorderd – voor zover in cassatie nog van belang – Rabobank wegens de onrechtmatige verkoop begin december 2007 van de vaste activa van Tatra Wood te veroordelen tot schadevergoeding ten bedrage van € 234.064,88 met rente. De curator heeft aan deze vordering ten grondslag gelegd dat op diverse vaste activa van Tatra Wood nog een eigendomsvoorbehoud van [A] rustte. Primair was Tatra Wood dus niet bevoegd tot de hiervoor in 3.1 onder (iv) bedoelde verpanding, terwijl Rabobank niet te goeder trouw was (art. 3:238 BW). Subsidiair heeft te gelden dat als sprake zou zijn van een verpanding bij voorbaat, het voorwaardelijke pandrecht van Rabobank niet door het enkele voornemen tot betaling van Rabobank is veranderd in een onvoorwaardelijk pandrecht. De totstandkoming van het pandrecht stuit voorts af op art. 35 lid 2 Fw.
3.2.2

Rabobank heeft als verweer onder meer aangevoerd dat mr. Terng, gelet op de e-mailwisseling van 26 november 2007, afstand heeft gedaan van het eigendomsvoorbehoud van [A], zodat een geldig stil pandrecht is ontstaan.

De curator heeft betwist dat mr. Terng daadwerkelijk en onvoorwaardelijk afstand van het eigendomsvoorbehoud heeft gedaan jegens Tatra Wood.

3.2.3

De kantonrechter achtte de vordering toewijsbaar en heeft Rabobank veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag van € 234.064,88 met rente.

Het hof heeft de vonnissen van de kantonrechter vernietigd en de vorderingen van de curator alsnog afgewezen. Het overwoog daartoe, samengevat weergegeven en voor zover in cassatie nog van belang, als volgt.

De grieven treffen doel voor zover zij opkomen tegen het oordeel van de kantonrechter dat Tatra Wood niet bevoegd is geworden de onderhavige activa te bezwaren of te vervreemden indien mr. Terng namens de boedel van [A] afstand heeft gedaan van het eigendomsvoorbehoud. Evenals het geval is bij beperkte rechten, kan ook van eigendomsvoorbehoud afstand worden gedaan door de rechthebbende. (rov. 3.11)

Nadat mr. Terng bij e-mail van 23 november 2007 Rabobank berichtte uit hoofde van het eigendomsvoorbehoud aanspraak te maken op de door Rabobank in vuistpand genomen zaken, is op verzoek van mr. Terng overleg gevoerd. Dat overleg heeft blijkens de e-mailwisseling tussen mr. Terng en Rabobank van 26 november 2007 tot resultaat gehad dat zij met betrekking tot de executieverkoop hebben afgesproken dat uit de opbrengst een bedrag ad € 21.897,37 met rente aan de boedel van [A] zal worden voldaan. Het vorenstaande kan, mede gezien alle omstandigheden van het geval en zijn latere schriftelijke verklaring van 15 juni 2009, niet anders worden begrepen dan dat mr. Terng namens de boedel afstand deed van het eigendomsvoorbehoud en Rabobank zich verplichtte voormeld bedrag uit de executieopbrengst aan de boedel te vergoeden, en in ieder geval dat mr. Terng op 26 november 2007 alsnog instemde met het door Tatra Wood aan Rabobank verschafte vuistpand en de door Rabobank als vuistpandhouder te verzorgen executieveiling. Zowel de afstand, als de instemming met het vuistpand bracht mee dat Tatra Wood alsnog beschikkingsbevoegd werd om de litigieuze zaken aan Rabobank in vuistpand te geven. Uit de feitelijke constellatie kan niet anders worden geconcludeerd dan dat mr. Terng, Rabobank en Tatra Wood als de onmiddellijk belanghebbenden het in vuistpand geven als geldig hebben aangemerkt en dat mitsdien op grond van art. 3:58 lid 1 BW Rabobank alsnog, en wel voorafgaand aan het faillissement van Tatra Wood, een geldig vuistpand heeft verkregen, en voorts bevoegdelijk de executieveiling heeft doen houden. (rov. 3.16)

Rabobank heeft op grond van haar algemene voorwaarden als bevoegd vertegenwoordiger van Tatra Wood de op 26 november 2007 door mr. Terng namens de boedel van [A] gedane afstand van recht aanvaard (rov. 3.17). Het moet voor mr. Terng als deskundige op het gebied van het insolventierecht zonder meer duidelijk zijn geweest dat Rabobank in zoverre zowel voor zichzelf als namens Tatra Wood optrad (rov. 3.19).

3.3Het gaat in deze zaak om het volgende, kort weergegeven, geval. De faillissementscurator van [A], mr. Terng, heeft de activa van die vennootschap verkocht en geleverd aan Tatra Wood. Hij behield zich namens de boedel van [A] de eigendom van die activa voor, tot zekerheid van volledige betaling daarvan. Eerder had Tatra Wood aan Rabobank een pandrecht verleend op onder meer haar huidige en toekomstige inventaris. In het arrest van het hof ligt besloten dat de door Tatra Wood van [A] gekochte activa gingen behoren tot die inventaris.

Daarna heeft mr. Terng de hiervoor in 3.1 onder (viii) aangehaalde e-mail geschreven, met de inhoud waarvan Rabobank heeft ingestemd. Dienaangaande heeft het hof in rov. 3.16 van zijn arrest overwogen dat de aldus tussen mr. Terng en Rabobank met betrekking tot de executieverkoop gemaakte afspraak, gezien alle omstandigheden van het geval en mede gelet op de latere schriftelijke verklaring van mr. Terng van 15 juni 2009 (zie hiervoor in 3.1 onder (xiii)), niet anders kan worden begrepen dan dat mr. Terng op 26 november 2007 namens de boedel van [A] afstand heeft gedaan van het eerder door hem gemaakte eigendomsvoorbehoud.

Begin december 2007 heeft Rabobank de onderhavige activa executoriaal verkocht en geleverd aan derden.

3.4.1

De onderdelen 2, 6.2 en 7.1-7.5 voeren een groot aantal klachten aan tegen het oordeel van het hof dat mr. Terng op 26 november 2007 namens de boedel van [A] afstand heeft gedaan van het bij de levering van de activa van [A] aan Tatra Wood gemaakte eigendomsvoorbehoud. Voor zover thans van belang houden zij in de kern in

(i) dat mr. Terng niet tegenover een derde, Rabobank, rechtsgeldig afstand kon doen van het door hem namens de boedel van [A] gemaakte eigendomsvoorbehoud, in plaats van tegenover zijn wederpartij, Tatra Wood,

(ii) dat het oordeel van het hof dat het in de gegeven omstandigheden voor mr. Terng als juridisch deskundige op het gebied van het insolventierecht, zonder meer duidelijk moet zijn geweest dat Rabobank op grond van de gebruikelijke algemene voorwaarden in deze zowel voor zichzelf als voor Tatra Wood optrad, onbegrijpelijk is gemotiveerd, en

(iii) dat het hof bovendien heeft miskend dat op Rabobank de stelplicht en bewijslast rustten van haar stelling dat zij Tatra Wood in zoverre vertegenwoordigde. Ten onrechte heeft het hof Rabobank niet belast met het bewijs van deze door de curator betwiste stelling.

3.4.2

Ad (i). Op zichzelf is juist dat afstand van een bij de overdracht van een zaak gemaakt eigendomsvoorbehoud wordt gedaan door een daartoe strekkende overeenkomst met de wederpartij. Het hof heeft dit echter niet miskend, maar heeft geoordeeld dat die wederpartij, Tatra Wood, bij de aanvaarding van de afstand van het eigendomsvoorbehoud werd vertegenwoordigd door haar financier, Rabobank, zulks op grond van een daartoe strekkend beding in de door Tatra Wood aanvaarde algemene voorwaarden van Rabobank. Het hierin besloten liggende oordeel van het hof dat een afstand van recht namens de wederpartij ook door een daartoe bevoegd vertegenwoordiger kan worden aanvaard, is juist.

Opmerking verdient nog dat de ongegrondheid van de klacht niet reeds voortvloeit uit het arrest van de Hoge Raad van 22 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC4866. In dat arrest is niet aangenomen dat afstand van het eigendomsvoorbehoud kon worden gedaan tegenover een derde, maar is ervan uitgegaan dat beide bij het eigendomsvoorbehoud betrokken partijen – [C] en MSD – naast een derde – de bank – waren betrokken bij de gedraging die in het arrest als afstand van het eigendomsvoorbehoud is aangemerkt.

3.4.3Ad (ii). Het antwoord op de vraag of in de gegeven omstandigheden Rabobank (mede) in haar hoedanigheid van bevoegd vertegenwoordiger van Tatra Wood deze afstand van recht heeft aanvaard, is afhankelijk van hetgeen partijen jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden (HR 11 maart 1977, NJ 1977/521 (kribbenbijter)). In het arrest van het hof ligt besloten dat het deze maatstaf heeft gehanteerd. Zijn bevestigende beantwoording van deze vraag kan in cassatie niet verder op juistheid worden onderzocht en is begrijpelijk gemotiveerd.
3.4.4Ad (iii). Op zichzelf is juist dat op Rabobank de stelplicht en bewijslast rustten van haar stelling dat zij Tatra Wood in zoverre vertegenwoordigde. Het oordeel van het hof moet aldus worden verstaan dat de curator de desbetreffende stelling van Rabobank onvoldoende heeft betwist, zodat deze geen bewijs behoefde. De daaraan ten grondslag liggende rechtsopvatting is juist. Het oordeel van het hof is voor het overige feitelijk van aard en niet onbegrijpelijk gemotiveerd.
3.4.5De hier behandelde klachten van de onderdelen 2, 6.2 en 7.1-7.5 falen dus.
3.5.1Onderdeel 3.1 voert onder (ii) een motiveringsklacht aan tegen het oordeel van het hof in rov. 3.16 dat de correspondentie tussen mr. Terng en Rabobank, mede gezien alle omstandigheden van het geval en de schriftelijke verklaring van mr. Terng van 15 juni 2009, niet anders kan worden begrepen dan dat mr. Terng namens de boedel (onvoorwaardelijk) afstand heeft gedaan van het eerder door hem bedongen eigendomsvoorbehoud, en in elk geval dat mr. Terng op 26 november 2007 alsnog instemde met het door Tatra Wood (op 2 november 2007) verschafte vuistpand. Volgens het onderdeel is dit oordeel onbegrijpelijk gezien de e-mail van mr. Terng van 29 januari 2008 (zie hiervoor in 3.1 onder (xii)).
3.5.2Het onderdeel faalt. Het daardoor bestreden oordeel is met name gebaseerd op de door het hof, mede gezien alle omstandigheden van het geval, gegeven uitleg aan de e-mail van mr. Terng van 26 november 2007 (zie hiervoor in 3.1 onder (viii)). Dit oordeel is feitelijk van aard en kan daarom in cassatie niet op juistheid worden onderzocht. Het is niet onbegrijpelijk omdat het hof, met zijn verwijzing naar de omstandigheden van het geval, klaarblijkelijk heeft bedoeld dat mr. Terng bezwaarlijk kon toestemmen in de executoriale verkoop van de desbetreffende zaken door Rabobank, welke toestemming het hof in de e-mail van 26 november 2007 heeft gelezen, zonder afstand te doen van het eerder door hem bedongen eigendomsvoorbehoud (dat immers deze verkoop ernstig zou bemoeilijken). De e-mail van mr. Terng van 29 januari 2008, waarop het onderdeel zich beroept, maakt dit niet anders. Deze e-mail heeft de kennelijke strekking nadere afspraken over de betaling te maken onder verwijzing naar de eerdere correspondentie waarin – ook volgens mr. Terng zelf – afstand van het eigendomsvoorbehoud is gedaan. Dat die afstand is gedaan vindt voorts bevestiging in de latere schriftelijke verklaring van mr. Terng van 15 juni 2009 waarnaar het hof verwijst. Daarin staat onder meer dat mr. Terng “voor zover nodig verklaart afstand te hebben gedaan van zijn eigendomsvoorbehoud jegens de bank, in ieder geval per 26 november 2007”.
3.6.1

De onderdelen 5.1 en 5.2 zijn gericht tegen het oordeel van het hof in rov. 3.16 dat uit de feitelijke constellatie niet kan anders worden geconcludeerd dan dat mr. Terng, Rabobank en Tatra Wood als onmiddellijk belanghebbenden het in vuistpand geven als geldig hebben aangemerkt en dat mitsdien op grond van art. 3:58 lid 1 BW Rabobank alsnog, voorafgaande aan het faillissement van Tatra Wood, een geldig vuistpand heeft verkregen, en vervolgens bevoegdelijk de executieveiling heeft doen houden.

Volgens onderdeel 5.1 heeft het hof miskend dat de in 3:58 BW geregelde bekrachtiging vereist dat alle onmiddellijk belanghebbenden de ongeldige handeling als geldig hebben aangemerkt in de tussen de handeling en de vervulling van het geldigheidsvereiste liggende tijdsruimte. De tussen mr. Terng en Rabobank op 26 november 2007 gemaakte afspraken brengen niet (zonder meer) mee dat betrokkenen de verpanding in de tussentijd als geldig hebben aangemerkt. Onderdeel 5.2 voert aan dat de hiervoor in 3.1 onder (vii) aangehaalde e-mail van mr. Terng van 23 november 2007, evenals de daarop volgende afspraken met Rabobank, impliceren dat mr. Terng en Rabobank het vestigen van het vuistpandrecht juist niet als geldig aanmerkten.

3.6.2Onderdeel 5.1 berust klaarblijkelijk op de rechtsopvatting dat een rechtshandeling (in dit geval: de overdracht, zie Parl. gesch. Boek 3 (Inv. 3, 5 en 6), p. 1176 onder 3) door de onmiddellijk belanghebbenden die zich op het gebrek hadden kunnen beroepen slechts in de zin van art. 3:58 lid 1 BW als geldig kan zijn aangemerkt door een daarop gerichte, of daartoe strekkende, uitlating, handeling of gedraging. Deze rechtsopvatting is onjuist. Zoals valt af te leiden uit het voorbeeld dat is gegeven in de MvA II, Parl. Gesch. Boek 3, p. 249, eerste volle alinea, en past bij het streven van de wetgever om in de sinds 1992 geldende wet nietigheden en de gevolgen daarvan terug te dringen, is in dit verband voldoende dat deze onmiddellijk belanghebbenden zich niet – in het tijdvak tussen het verrichten van de rechtshandeling en de vervulling van een voor haar geldigheid gesteld wettelijk vereiste – op de nietigheid hebben beroepen of zich hebben gedragen op een wijze die onverenigbaar is met de geldigheid van de desbetreffende rechtshandeling. Het onderdeel faalt.
3.6.3Onderdeel 5.2 treft evenmin doel. De omstandigheid dat mr. Terng in zijn e-mail van 23 november 2007 aan Rabobank het bestaan van het eigendomsvoorbehoud onder de aandacht heeft gebracht, is naar het kennelijke oordeel van het hof niet onverenigbaar ermee dat het pandrecht van die bank als geldig is aangemerkt. Dit oordeel is niet onbegrijpelijk omdat die omstandigheid niet uitsluit dat dit eigendomsvoorbehoud later alsnog is prijsgeven, en de e-mail van 23 november 2007 daarvoor juist de weg heeft geopend. Mr. Terng stuurde daarmee immers aan op het overleg met Rabobank dat resulteerde in de in de e-mail van 26 november 2007 neergelegde afspraken die – naar de uitleg van het hof – mede een dergelijke afstand behelsden.
3.7In aanmerking genomen (a) dat mr. Terng op 26 november 2007 namens de boedel van [A] rechtsgeldig afstand heeft gedaan van het eerder door hem gemaakte eigendomsvoorbehoud (zie hiervoor in 3.4.1-3.4.2), en (b) dat mr. Terng, Rabobank en Tatra Wood – als onmiddellijk belanghebbenden – het pandrecht van Rabobank als geldig hebben aangemerkt in het tijdvak tussen de verpanding van de onderhavige activa door Tatra Wood aan Rabobank en 26 november 2007 (zie hiervoor in 3.6.1-3.6.3), heeft Rabobank als houder van een rechtsgeldig pandrecht op die activa, en dus bevoegdelijk, deze begin december 2007 executoriaal verkocht en geleverd aan derden.
3.8Ten overvloede verdient in dit verband nog het volgende opmerking. Uit hetgeen hiervoor in 3.4 en 3.5 is overwogen volgt dat mr. Terng voorafgaand aan de executie ten behoeve van Rabobank afstand heeft gedaan van het eigendomsvoorbehoud. Aangezien Rabobank in maart 2007 een pandrecht op toekomstige inventaris van Tatra Wood had verkregen (zie hiervoor in 3.1 onder (iv)), bracht deze afstand van het eigendomsvoorbehoud mee dat Rabobank zich in november 2007 tevens kon beroepen op een pandrecht uit hoofde van de verpanding van maart 2007 en daarmee tot veiling bevoegd was, ook indien zij die bevoegdheid niet zou kunnen ontlenen aan de hiervoor in 3.1 onder (vi) vermelde “overeenkomst van vuistpandrecht”.
3.9De overige klachten van het middel kunnen evenmin tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3.10Het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep behoeft geen behandeling.

4Beslissing

De Hoge Raad:

verwerpt het principale beroep;

veroordeelt de curator in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Rabobank begroot op € 6.275,34 aan verschotten en € 2.200,– voor salaris.

Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A.H.T. Heisterkamp, C.E. Drion en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op 28 november 2014.

ECLI:NL:HR:2014:3460

 

Auteur: de Redactie

Een team van BTW-deskundigen is continue bezig met jou te informeren over alles wat met BTW of omzetbelasting te maken heeft, zoals nieuwsberichten over BTW, wijzigingen van wetgeving, wijziging van BTW-tarieven en veel meer informatie over BTW.

Deel deze post op