Opdracht tot ontwerpen website

Opdracht tot ontwerpen website

Datum uitspraak: 25-03-2010
Datum publicatie: 11-05-2012
Rechtsgebied: Civiel overig
Soort procedure: Eerste aanleg – enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Opdracht tot ontwerpen website. Wijze van aanvaarding aanbod. Na intrekking opdracht nieuwe overeenkomst van opdracht.
Vindplaats(en): Rechtspraak.nl
Uitspraak
RECHTBANK GRONINGEN
Sector kantonLocatie Groningen

Zaakrolnummer: 411983 CV EXPL 09-9857

Vonnis d.d. 25 maart 2010

inzake

[A],
wonende te [plaatsnaam], [adres],
eiser, hierna [A] te noemen,
gemachtigde: mr. J. Faas, advocaat, (9700 AS) Groningen, postbus 723,

tegen

de besloten vennootschap
[naam],
handelende onder de naam [naam] Architecten,
statutair gevestigd te [plaatsnaam], kantoorhoudende te [plaatsnaam],
gedaagde, hierna [B] te noemen,
gemachtigde mr. K. Konings, advocaat, (9700 AB) Groningen, postbus 96.

De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
Bij dagvaarding van 29 mei 2009 heeft [A] gevorderd [B] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 2.064,65, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2007 – althans een in goede justitie te bepalen datum waarop het verzuim is ingetreden – tot aan de dag van algehele voldoening alsmede tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 357,– en ten slotte om hem in de kosten van de procedure te veroordelen.

[B] heeft verweer gevoerd en de vordering betwist.

[A] heeft vervolgens een conclusie van repliek en [B] een conclusie van dupliek genomen.

Ten slotte is vonnis bepaald.

De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet, althans onvoldoende (gemotiveerd) betwist, kan in deze zaak van het volgende worden uitgegaan.

2.1.  [B] heeft aan [A] omstreeks juni 2006 gevraagd een offerte te maken voor het ontwerpen van een website.

2.2.  De echtgenoot van [A], [C], die handelt onder de naam Studio [D], heeft op 26 juni 2006 aan [B] een offerte uitgebracht waarin onder het kopje “kostenoverzicht” is opgenomen:
(…) “Uitwerken ontwerp [naam], werktekeningen      € 875,00
Bouwen site, 42 pagina’s            € 1.680,00
Overleg, 4 uur              € 240,00
Totaal                € 2.795,00 “.

2.3.  [B] heeft op 14 juli 2006 aan [A] een schriftelijke opdracht gegeven met de volgende tekst:
“(..) Naar aanleiding van jouw offerte d.d. 28 juni jl. berichten we dat wij graag gebruik maken van je aanbieding voor het ontwerpen van de website van [naam] Architecten voor de prijs ad € 875,– exclusief 19 % BTW.”

2.4.  [B] heeft de opdracht voor het bouwen van de website aan een ander bedrijf, Dauphin Multi media, gegeven.

2.5. Op 1 augustus 2006 heeft [B] aan [A] het volgende bericht:
“Naar aanleiding van de door jou gezonden nota’s welke in veel gevallen alleen maar mondeling waren besproken en opgedragen berichten wij jou dat voortaan uitsluitend opdrachten kunnen worden uitgevoerd indien je hiervoor van ons schriftelijk prijsopgave en daarop volgend een schriftelijke opdracht hebt gekregen”.

2.6.  Per e-mail van 18 september 2006 heeft [A] aan [B] een brief gestuurd die erop neerkomt dat bepaalde werkzaamheden niet in de offerte zijn begrepen en dat hij voor de site zij uren bij zou houden.

2.8.  [B] heeft naar aanleiding van deze e-mail op 19 september 2006 aan [A] laten weten dat hij, wanneer hij zich niet wilde houden aan de eerder gemaakte afspraken, zijnde het compleet ontwerpen van de website voor een prijs van € 875,- exclusief BTW, de opdracht terug mocht geven en dat [B] de opdracht aan een ander bureau zou verstrekken.

2.9.  In een brief van 29 september 2006 heeft [B] te kennen gegeven dat hij de opdracht introk en de zaak als afgedaan beschouwde.

2.10.  [A] heeft in de periode tussen 14 juli 2006 en 1 november 2006 werkzaamheden verricht aan het ontwerpen van de website en heeft zijn werkzaamheden afgerond. De website is door Dauphin Multi Media gebouwd en is bij [B] in gebruik.

2.11.  [A] heeft op 27 december 2006 een rekening verzonden tot een bedrag van
€ 2.064,65. Uit de nota blijkt dat kosten van het scannen en (niet gebruikte) werktekeningen niet in rekening zijn gebracht.

2.11.  [B] heeft de nota van [A] ondanks aanmaning niet voldaan.

3.  Het geschil

3.1.  [A] heeft – kort samengevat – aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat [B] heeft nagelaten de door hem verrichte werkzaamheden te betalen. Deze werkzaamheden zijn op regiebasis uitgevoerd. [B] kan geen rechten ontlenen aan de offerte van Studio [D], want [A] heeft geen aanbod gedaan om voor een bedrag van € 875,– een website voor [B] te ontwerpen. Er is geen overeenkomst gesloten om het werk voor een vaste prijs te verrichten. [B] heeft het bouwen van de website aan een ander bedrijf, Dauphin Multi Media en niet aan Studio [D], gegeven. Die opdracht bleek een veel uitgebreidere website te betreffen. Toen [A] geweigerd had om het ontwerp voor de site tegen een vergoeding van € 875,– uit te voeren, heeft [B] de opdracht ingetrokken. Vervolgens hebben partijen afgesproken dat [A] er toch mee door zou gaan. Dat was een nieuwe overeenkomst.
Omdat er geen vaste prijs was en omdat er veel werkzaamheden zijn gedaan (36,5 uur) en omdat het om een uitgebreide website ging, heeft [A] zijn uren (met uitzondering van het scannen en werktekeningen voor de bouwer) aan [B] in rekening gebracht.
[A] heeft zijn algemene voorwaarden voorafgaand aan het uitvoeren van de werkzaamheden aan [B] overhandigd.
Subsidiair – voor het geval sprake zou zijn van een vaste prijs – heeft [A] aangevoerd dat hij in opdracht van [B] meerwerk heeft verricht dat vergoed moet worden.

3.2.  [B] heeft de vordering van [A] betwist. Hij is van mening dat hij aan [A] een opdracht om de website te ontwerpen voor € 875,– heeft gegeven en dat deze door [A] is aanvaard. Dat was een vaste prijs en [A] kan dan ook geen hoger bedrag vorderen. Hij heeft de door [A] gestelde uren betwist. Van een overeenkomst op regiebasis is geen sprake geweest. [A] kon niet eenzijdig de overeenkomst wijzigen door alsnog op regiebasis te declareren omdat [B] tevoren meerwerk uitdrukkelijk had uitgesloten.

Er zijn geen algemene voorwaarden van toepassing. Subsidiair heeft [B] de nietigheid van de algemene voorwaarden ingeroepen omdat hij geen reële mogelijkheid heeft gehad om daar kennis van te nemen

4.  Beoordeling

4.1.  In geschil is de vraag of [A] de opdracht tot het ontwerpen van een website voor [B] tegen een vaste prijs heeft uitgevoerd.

4.2.  De kantonrechter stelt vast dat op de overeenkomst geen algemene voorwaarden van toepassing zijn omdat de overeenkomst van opdracht, waarover hieronder nader, op14 juli 2006 is gegeven en omdat uit de stukken blijkt dat [A] zijn algemene voorwaarden pas op 25 mei 2007 aan [B] heeft toegezonden. Uit niets blijkt dat [A] op een eerdere datum en voorafgaand aan de overeenkomst zijn algemene voorwaarden heeft overhandigd of toegezonden.

4.3.  Tussen partijen staat vast dat [B] aan [A] opdracht heeft gegeven een website te ontwerpen. Die schriftelijke opdracht van [B] dateert van 14 juli 2006 en noemt een prijs van € 875,–. [A] heeft aangevoerd dat hij nooit een offerte voor het ontwerpen van de site heeft gedaan tegen die prijs, maar dat standpunt kan niet worden gevolgd. Vast staat dat [B] door [A] een site wilde laten ontwerpen. Vervolgens is er een offerte gekomen, niet van [A] van maar van diens echtgenoot [C], die aan [B] een offerte voor het bouwen van de site heeft gedaan. Deze offerte bevat een onduidelijkheid met betrekking tot de passage “Uitwerken ontwerp [naam], werktekeningen € 875,– “.
Dat kan immers tweeledig worden uitgelegd : of het ging om het uitwerken van het ontwerp door [A] (zelf) n het maken van werktekeningen voor € 875,–, óf het betrof het uitwerken door [C] van een ontwerp van [A] voor € 875,–.
[B] heeft het zo begrepen dat in de offerte van [C] een aanbod van [A] was opgenomen en heeft dat aanbod aanvaard.
[A] heeft die aanvaarding ook niet tegengesproken met de mededeling dat hij helemaal geen aanbod had gedaan, maar is vervolgens aan het werk gegaan.
Het staat dus hoe dan ook vast dat [A] een opdracht tegen de prijs van € 875,– heeft aanvaard.

4.4.  Vervolgens is er tussen partijen onenigheid ontstaan over de omvang van de werkzaamheden die [A] zou verrichten. Uit de stukken blijkt dat [B] al op 1 augustus 2006 meerwerk alleen na schriftelijke opdracht wilde accepteren. Toen [A] opmerkte dat er meer tijd in de opdracht ging zitten en dat hij zijn uren bijhield (e-mail 18 september 2006), heeft [B] te kennen gegeven dat [A] de opdracht terug mocht geven als hij het werk niet voor € 875,– kon doen.

4.5.  Vast staat dat [B] op 29 september 2006 de opdracht heeft ingetrokken. [B] heeft onvoldoende betwist dat er nadien (begin oktober 2006) tussen partijen gesproken is over voortzetting van de opdracht. [B] heeft namelijk in reactie op die stellingen van [A] in diens akte van 26 november 2009 aangevoerd dat zijn brief van 29 september 2006 “niets toevoegt dat voor het standpunt van [A] pleit”, maar dat is nogal vaag en kan niet als een afdoende betwisting worden beschouwd.
Wanneer een opdracht wordt ingetrokken maar onweersproken blijft dat [A] daarna wel is blijven werken, kan er vanuit worden gegaan dat er een nieuwe opdracht tot het afronden van het ontwerpen van de website zonder prijsafspraak tot stand is gekomen. Dat vindt zijn bevestiging in het feit dat er toen kennelijk tussen partijen wél over is gesproken dat [A] de kosten van het scannen voor eigen rekening zou nemen, zoals door [A] is gesteld en door [B] uitdrukkelijk is bevestigd. Uit de nota van 27 december 2006 blijkt dat [A] geen kosten voor het scannen in rekening heeft gebracht.

4.6.  Ook al hebben partijen in oktober 2006 kennelijk niet meer met zoveel woorden over een opdracht op regiebasis gesproken – [A] stelt dat hij de indruk had dat dit het geval was – acht de kantonrechter acht dit niet doorslaggevend omdat er na de intrekking alsnog een overeenkomst van opdracht zonder vaste prijsafspraak is ontstaan. Wanneer er geen prijs is afgesproken geldt op grond van artikel 7: 752 BW dat de opdrachtnemer een redelijke prijs is verschuldigd.

4.7.  [B] heeft de werkzaamheden die [A] in zijn nota heeft opgesomd niet weersproken zodat deze vast staan. Het door [A] gehanteerde uurtarief is als zodanig ook niet weersproken; de discussie ging immers over de vraag of er een vaste prijs is geweest of niet.
De vordering van [A] is dan ook toewijsbaar.

4.8.  De gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen worden toegewezen omdat deze onvoldoende zijn betwist en de kantonrechter van mening is dat deze de dubbele redelijkheidstoets kunnen doorstaan. Zij zijn toewijsbaar volgens de gebruikelijke staffel.

4.9.  Als in het ongelijk gestelde partij wordt [B] in de kosten van de procedure veroordeeld.

BESLISSING

De kantonrechter:

1. veroordeelt [B] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [A] te voldoen een bedrag van € 2.064,65 (tweeduizend vierenzestig euro en vijfenzestig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2007 tot de dag waarop volledig zal zijn betaald, alsmede tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 357,–;

2. veroordeelt [B] in de kosten van de procedure, gevallen aan de zijde van [A], die worden begroot op € 72,25 aan exploitkosten, € 208,– wegens vast recht en € 300,– wegens salaris van de gemachtigde;

3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

4. wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. C. van den Noort, kantonrechter, en op 25 maart 2010 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.

Bron: LJN: BW5540,Sector kanton Rechtbank Groningen , 25 maart 2010, 411983 CV EXPL 09-9857

Auteur: de Redactie

Een team van BTW-deskundigen is continue bezig met jou te informeren over alles wat met BTW of omzetbelasting te maken heeft, zoals nieuwsberichten over BTW, wijzigingen van wetgeving, wijziging van BTW-tarieven en veel meer informatie over BTW.

Deel deze post op

Geef een reactie