Kort geding tot levering onroerende zaak waarin koper al woont. Niet (zonder meer) te voorspellen dat de rechter in de bodemprocedure de vordering tot medewerking aan de levering van de onroerende zaken tegen betaling van de overeengekomen prijs zal toewijzen. Wel toewijzing betaling maandelijkse gebruiksvergoeding door koper.
- Instantie
- Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 28-07-2015
- Datum publicatie
- 29-07-2015
- Zaaknummer
- HD 200.166.361_01
- Rechtsgebieden
- Civiel recht
- Bijzondere kenmerken
- Hoger beroep kort geding
- Inhoudsindicatie
-
Kort geding tot levering onroerende zaak waarin koper al woont. Niet (zonder meer) te voorspellen dat de rechter in de bodemprocedure de vordering tot medewerking aan de levering van de onroerende zaken tegen betaling van de overeengekomen prijs zal toewijzen. Wel toewijzing betaling maandelijkse gebruiksvergoeding door koper.
- Vindplaatsen
- Rechtspraak.nl
Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.166.361/01
arrest van 28 juli 2015
in de zaak van
1[appellant 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
2. [appellante 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellanten,
hierna samen aan te duiden als [appellanten] ,
advocaat: mr. R. Haouli te ‘s-Hertogenbosch,
tegen
1[geïntimeerde 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
2. [geïntimeerde 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden,
hierna samen aan te duiden als [geïntimeerden] ,
advocaat: mr. H.H.G. Theunissen te Leusden,
op het bij exploot van dagvaarding van 6 maart 2015 ingeleide hoger beroep van het vonnis in kort geding van de Voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant, locatie ‘s-Hertogenbosch van 6 februari 2015, gewezen tussen [appellanten] als eisers en [geïntimeerden] als gedaagden.
1Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/01/287228/KG ZA 14-770)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2Het geding in hoger beroep
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- –de dagvaarding in hoger beroep met grieven en wijziging c.q. aanvulling eis;
- –de weigering van behandeling als spoedappel door de rolraadsheer;
- –de memorie van antwoord met producties;
- –de akte van [appellanten] met producties;
- –de antwoordakte van [geïntimeerden] met productie.
Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.
3De beoordeling
In onderdeel 2 van het bestreden vonnis heeft de Voorzieningenrechter vastgesteld van welke feiten hij in dit geschil is uitgegaan. Met grief 1 wordt – terecht – gewezen op een verschrijving.
Het hof neemt de volgende feiten tot uitgangspunt.
a. a) Op 14 juli 2014 heeft [appellanten] aan [geïntimeerden] voor een koopsom van € 600.000,= verkocht:
- –Het woonhuis met ondergrond aan de [perceel 1] te [vestigingsplaats] , kadastraal bekend gemeente Vierlingsbeek, sectie [sectieletter] , nummer [sectienummer 1] ;
- –Het perceel grond/grasland, kadastraal bekend gemeente Vierlingsbeek, sectie [sectieletter] , nummer [sectienummer 2] ;
- –Het perceel grond/ grasland, kadastraal bekend gemeente Vierlingsbeek, sectie [sectieletter] , nummer [sectienummer 3] ;
- –Het perceel grond/ grasland, kadastraal bekend gemeente Vierlingsbeek, sectie [sectieletter] , nummer [sectienummer 4] .
b) In de koopovereenkomst (prod. 1 inl. dagv.) is in artikel 4.1 bepaald dat de akte van levering gepasseerd zal worden op 1 september 2014 of zoveel eerder of later als partijen tezamen nader overeenkomen.
c) Partijen zijn verder een “Uitgebreide verklaring van ontvangst nemen van de sleutel(s) voor de overdracht van een huis” (prod. 2 inl. dagv., hierna: Sleutelverklaring) overeengekomen. Op grond hiervan had [geïntimeerden] toegang tot de woning om haar te verbouwen. In aanvulling daarop is nadien mondeling afgesproken dat [geïntimeerden] de woning reeds vóór het transport mocht bewonen tegen de in de Sleutelverklaring overeengekomen vergoeding van
€ 350,= per week vanaf 26 juli 2014 tot aan de datum van het notarieel transport. [geïntimeerden] heeft per 26 juli 2014 zijn intrek genomen in de woning.
d) Daarna is door partijen een afspraak bij de notaris gemaakt voor het transport van de percelen op 29 augustus 2014. Die afspraak is kort tevoren door [geïntimeerden] afgezegd.
e) Een e-mailbericht van 29 augustus 2014 (productie 4 inl. dagv.) van [geïntimeerden] aan [makelaar] , de makelaar van [appellanten] (hierna: [makelaar] ), houdt onder meer het volgende in:
“(…) Een nieuwe datum voor passeren van akte lijkt me op dit moment wat voorbarig om vast te zetten.
(…) De erfdienstbaarheid moet geregeld zijn. Notaris heeft me gisteravond en vanmorgen precies uitgelegd hoe de vork in de steel zit. En met enkel een verklaring of eigendomsbewijs kom je er blijkbaar niet (…)
(…) moest ik woensdagavond tot overmaat van ramp ook nog eens vernemen van een buurtbewoner dat het wel eens mogelijk zou zijn dat de bouw niet geheel conform de bouwvergunning is (…)
Nu blijkt dus inderdaad dat de hoogte van bouw niet overeenkomt met de hoogte van de tekening. Hier wil ik duidelijkheid over (…)”
f) Bij e-mailbericht van 17 september 2014 (productie 5 inl. dagv.) heeft [geïntimeerden] aan de notaris onder meer het volgende bericht:
“(…)
De volgende punten zijn nog openstaand:
-Recht van overpad
-De aangepaste bouwvergunning (akkoord voor afwijking bouwvergunning). Is deze binnen van de gemeente ?
-De bevroren waterpomp.
-Waterleiding;
Voor wat betreft de waterleiding stel ik voor dat deze door verkoper of eigenaar achterliggende perceel omgelegd wordt. En dan aangesloten wordt via de [perceel 2] . Daarmee loopt deze niet meer over het perceel [perceel 1]
Met de toekomstige plannen die er zijn is een waterleiding in de grond namelijk een probleem (indien er een probleem aan die leiding komt).
(…)
Om, ondanks de openstaande punten, toch de vaart erin te krijgen en onze bereidwilligheid te tonen wil ik voorstellen het passeren toch op korte termijn te laten plaatsvinden.
In ieder geval dient voor het passeren het recht van overpad geregeld te zijn.
Voor de overige punten dient dan een clausule opgemaakt te worden, te weten voor het omleggen van de waterleiding, akkoord op afwijkende bouwvergunning en de waterpomp.
In deze clausule een gepast bedrag (van het aankoopbedrag) in depot bij de notaris opnemen, waarbij in acht wordt genomen dat openstaande zaken binnen een maximum van 6 maanden wordt gerealiseerd cq opgelost.”
g) Bij brief van 29 september 2014 heeft [appellanten] [geïntimeerden] in gebreke gesteld met betrekking tot de afname van de vier percelen (productie 8 inl. dagv.) en [geïntimeerden] gesommeerd om binnen acht dagen zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst na te komen. Bij brief van 7 oktober 2014 heeft de advocate van [appellanten] [geïntimeerden] nog een termijn tot 10 oktober 2014 verleend.
h) De reactie van de advocaat van [geïntimeerden] op laatstgenoemde brief van de advocate van [appellanten] (prod. 11 inl. dagv.) behelst onder meer het volgende:
“Cliënten merken allereerst op dat zij willen meewerken aan levering. Zoals u zelf echter al aangeeft in uw brief hebben cliënten na het sluiten van de koopovereenkomst een aantal punten ontdekt waarover zij door uw cliënten (…) niet zijn geïnformeerd (…). Zouden cliënten hiervan (…) op de hoogte zijn geweest dan zouden zij niet, althans niet op dezelfde voorwaarden, tot aankoop zijn overgegaan. Ik zal hierna op de betreffende punten nog kort ingaan.
Erfdienstbaarheid
Hierover zijn cliënten niet door uw cliënten (dan wel de makelaar van uw cliënten) geïnformeerd. (…)
Waterleiding
Cliënten hebben ontdekt dat op het perceel van uw cliënten een waterleiding loopt van uw buren.
Afwijken bouwhoogte
Uw cliënten hebben cliënten nimmer medegedeeld dat er is gebouwd afwijkend van de bouwvergunning. Daarmee lopen cliënten het risico dat zij in de toekomst worden geconfronteerd met handhaving zijdens de gemeente.
(…)
Voor zover nodig beroepen cliënten zich gelet op het vorenstaande ten aanzien van hun plicht tot meewerking aan de levering uitdrukkelijk op een aan hen toekomend opschortingsrecht. Teneinde een oplossing voor de ontstane situatie te vinden stellen cliënten voor levering te laten plaatsvinden, waarbij een nader overeen te komen bedrag van de koopprijs door de notaris in depot wordt gehouden totdat de voormelde punten zijn opgelost.
(…)”
i. Bij e-mail van 29 oktober 2014 heeft de advocaat van [geïntimeerden] aan de gemachtigde van [appellanten] een rapportage van de gemeente Boxmeer naar aanleiding van de controle op 2 februari 2009 doen toekomen (productie 13 inl. dagv.). Uit deze rapportage blijkt dat de gemeente bij die controle heeft geconstateerd dat de bouw van de woning op een viertal punten afwijkt van de verleende bouwvergunning:
a) De goothoogte bedraagt 312 cm, terwijl een goothoogte van 300 cm is vergund;
b) De nokhoogte bedraagt 734 cm, terwijl een nokhoogte van 700 is vergund;
c) De diepte van de aanbouw aan de achterzijde van de woning bedraagt 266 c, terwijl een diepte van 166 cm is vergund;
d) De inhoud van de woning bedraagt 918 m3, terwijl deze 806 m3 mag bedragen.
Ook blijkt daaruit dat mogelijk tot handhaving overgegaan zal worden.
[appellanten] heeft [geïntimeerden] in kort geding betrokken en – kort gezegd – gevorderd dat [geïntimeerden] op verbeurte van een dwangsom van € 1000,= per dag wordt veroordeeld tot medewerking aan levering van de percelen, althans (meer subsidiair) dat de voorzieningenrechter een beslissing neemt die hij geraden acht.
Bij het bestreden vonnis zijn de vorderingen van [geïntimeerden] afgewezen. Daarbij heeft de Voorzieningenrechter – kort samengevat – overwogen dat de vraag of [geïntimeerden] bij het aangaan van de koopovereenkomst wel of niet bekend was met de bouw in strijd met de verleende bouwvergunning en of hij zelf nader onderzoek had moeten verrichten naar de vraag of de woning overeenkomstig de voorschriften van de bouwvergunning is gebouwd, niet kan worden beantwoord zonder nader onderzoek waarvoor een kort geding zich niet leent. Verder heeft de Voorzieningenrechter geoordeeld dat het belang van [geïntimeerden] om thans niet te hoeven meewerken aan levering en betaling van de koopsom, terwijl geenszins kan worden uitgesloten dat de koopovereenkomst zal worden vernietigd of ontbonden, dient te prevaleren boven het belang van [appellanten] bij nakoming.
Spoedeisend belang
[geïntimeerden] betwist dat [appellanten] voldoende spoedeisend belang heeft stellende dat het onaannemelijk is dat [appellanten] dubbele woonlasten heeft en dat hij de huur aan zijn eigen vennootschap betaalt.
Het hof is van oordeel dat [appellanten] voldoende spoedeisend belang heeft. Dat belang is alleen al gelegen in het feit dat [appellanten] al geruime tijd de maandelijkse hypotheeklast draagt van het huis waarvan [geïntimeerden] feitelijk het woongenot heeft. Of [appellanten] daarnaast ook nog een huurlast heeft, maakt daarbij niet uit. Ook doet daaraan niet af dat partijen overeengekomen zijn dat [geïntimeerden] voor dat genot pas bij transport een vergoeding zal voldoen. Zoals [geïntimeerden] zelf heeft opgemerkt is de Sleutelverklaring gesloten in de verwachting dat het ging over een zeer korte periode. Inmiddels duurt die periode al bijna een jaar doordat onderhavig geschil het transport belemmert.
Vordering meewerken transport
Het hof constateert dat noch in eerste aanleg noch in dit hoger beroep door [appellanten] is bestreden dat sprake is van een tekortkoming als de verkoper (hier: [appellanten] ) een woning levert waarvan komt vast te staan dat deze is verbouwd in strijd met de daarvoor verleende vergunning, indien zou komen vast te staan dat de koper (hier: [geïntimeerden] ) daarvan niet heeft geweten en heeft kunnen weten. Dat neemt het hof dan ook tot uitgangspunt.
Met grief 2 klaagt [appellanten] dat de voorzieningenrechter het, op grond van eerdergenoemde verklaring van [makelaar] , aannemelijk had kunnen en moeten achten dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat [geïntimeerden] ermee bekend was dat er op de punten genoemd onder 3.1.i sub a en b hiervoor verbouwd was in strijd met de daarvoor verleende vergunning. Dat betoog volgt het hof niet. [geïntimeerden] heeft gemotiveerd ontkend dat hij door [makelaar] is geïnformeerd en de inhoud van de verklaring van [makelaar] gemotiveerd weersproken. Daarbij heeft hij onder meer gewezen op de door hem op 14 juli en op 29 augustus 2014 met [makelaar] gevoerde correspondentie, waaruit niet blijkt dat [makelaar] wist van de afwijkingen, laat staan dat hij [geïntimeerden] daarop heeft gewezen.
Bovendien gaat het er in dit kort geding om of de voorzieningenrechter het voorshands aannemelijk acht dat de rechter in de bodemprocedure de vordering tot medewerking aan de levering van de onroerende zaken tegen betaling van de overeengekomen prijs zal toewijzen, zo aannemelijk dat diezelfde vordering in dit kort geding ook al bij wijze van voorlopige voorziening kan worden toegewezen.
Dat is niet het geval.
Het hof is met de voorzieningenrechter van oordeel dat zonder nadere bewijslevering niet is te voorspellen welke wending deze zaak in een eventuele bodemprocedure zal nemen. Naar zijn aard leent het kort geding zich niet voor nadere bewijslevering. Met recht heeft de voorzieningenrechter dan ook de voorlopige voorzieningen die [appellanten] in eerste aanleg vorderde afgewezen.
Gewijzigde meer subsidiaire vordering
De slotsom van het voorgaande is dat het bestreden vonnis geen stand kan houden voor zover daarin ook de meer subsidiaire vordering van [appellanten] is afgewezen. In het feit dat de bij dit arrest (deels) toegewezen meer subsidiaire eis pas in hoger beroep gevorderd is, ziet het hof aanleiding de proceskostenveroordeling in het bestreden vonnis (waarop grief 4 ziet) niet te vernietigen, want in eerste aanleg was [appellanten] de volledig in het ongelijk gestelde partij.
Opnieuw rechtdoende zal het hof de in hoger beroep gewijzigde meer subsidiaire vordering toewijzen als hiervoor beslist. Nu partijen in dit hoger beroep over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld, ziet het hof aanleiding de proceskosten in dit hoger beroep te compenseren in die zin dat iedere partij eigen kosten draagt.
Op verzoek van [appellanten] zal dit arrest uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
4De uitspraak
Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis voor zover daarin de meer subsidiaire vordering van [appellanten] is afgewezen en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerden] om zolang het gebruik van het huis onder de Sleutelverklaring voortduurt, ingaande 1 augustus 2015 maandelijks, iedere maand uiterlijk op de laatste dag van de desbetreffende maand, aan [appellanten] te betalen € 1.516,66 bij wijze van voorschot op wat in artikel 1 van de Sleutelverklaring is overeengekomen;
bekrachtigt het bestreden vonnis voor het overige;
compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.A.G. Fikkers, J.C.J. van Craaikamp en W.J.J. Beurskens en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 28 juli 2015.
griffier rolraadsheer