Krachtens rechtspositionele regeling Politieregio krijgt een agent het recht om een door de rechter toegekende vergoeding wegens beroepsmatig geleden immateriële schade tegen betaling van het nominale bedrag te cederen aan zijn werkgever. Daarin gelegen voordeel is onbelast omdat het naar maatschappelijke opvattingen niet als beloningsvoordeel wordt ervaren.
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 30-01-2015
- Datum publicatie
- 30-01-2015
- Zaaknummer
- 13/03776
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1732, Gevolgd
In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2013:5460, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan - Rechtsgebieden
- Belastingrecht
- Bijzondere kenmerken
- Cassatie
- Inhoudsindicatie
-
Loonbelasting. Art. 10, lid 1, jis. art. 11, lid 1, aanhef en letter a en art. 15, aanhef en letter b, Wet LB (tekst 2005). Krachtens rechtspositionele regeling Politieregio krijgt een agent het recht om een door de rechter toegekende vergoeding wegens beroepsmatig geleden immateriële schade tegen betaling van het nominale bedrag te cederen aan zijn werkgever. Daarin gelegen voordeel is onbelast omdat het naar maatschappelijke opvattingen niet als beloningsvoordeel wordt ervaren.
- Vindplaatsen
- Rechtspraak.nl
V-N 2015/4.15 met annotatie door Kluwer
Uitspraak
30 januari 2015
nr. 13/03776
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van hetGerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 25 juni 2013, nr. 11/00299, op het hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank te Leeuwarden (nr. AWB 10/1003) betreffende de aan belanghebbende over het tijdvak 2005 opgelegde naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
1Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
De Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen heeft op 17 juli 2014 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie.
De Staatssecretaris heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2Beoordeling van de middelen
Artikel 69 BARP luidde in 2005, voor zover hier van belang:
“3. Aan de ambtenaar wordt de immateriële schade die hij ten gevolge van de uitoefening van zijn dienst lijdt in geld vergoed, voor zover hij terzake van deze schade op basis van een onherroepelijke rechterlijke uitspraak tegenover derden rechten op betaling van een geldsom kan doen gelden en mits hij deze rechten binnen zes maanden na de definitieve rechterlijke uitspraak cedeert aan de regio (…).
4. Indien de regio (…) ter zake van de door voornoemde cessies verkregen rechten een civiele vordering instelt, worden de kosten die hieruit voor de regio (…) voortvloeien, niet op de ambtenaar verhaald.”
3Proceskosten
De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie en de Inspecteur in de kosten van het geding voor het Hof.
4Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof,
bevestigt de uitspraak van de Rechtbank,
gelast dat de Staatssecretaris van Financiën aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie betaalde griffierecht ten bedrage van € 478,
gelast dat de Inspecteur aan het Hof betaalt het griffierecht ter zake van de behandeling van het hoger beroep ten bedrage van € 454,
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 980 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en
veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het geding voor het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1225 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap, M.A. Fierstra, Th. Groeneveld en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2015.