RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGESector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/601
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van 20 december 2012 in de zaak tussen
Stichting [X], gevestigd te [Z], eiseres
en
de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 13 december 20121 op het bezwaar van eiseres tegen de beschikking van verweerder van 8 september 2011 waarbij het verzoek van eiseres om te worden aangemerkt als een algemeen nut beogende instelling (ANBI) is afgewezen.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 december 2012.
Namens verweerder is [A] verschenen, bijgestaan door [B].
Eiseres is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 14 september 2012 aan [C] op het adres [adres], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Eiseres is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 17 september 2012 op genoemd adres is uitgereikt, is de uitnodiging om op de zitting te verschijnen tijdig en op het juiste adres aangeboden.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Overwegingen
1. Eiseres is opgericht door [D] bij akte van 29 januari 2010, verleden voor notaris [E] te [F]. De statuten van eiseres bevatten onder meer de volgende bepalingen:
“ARTIKEL 2
1. De Stichting heeft ten doel:
a. het verzorgen van- en het begeleiden bij- juridische hulpverlening aan particulieren en bedrijven, alsmede het ter beschikking stellen van middelen ter verkrijging van deze juridische bijstand aan deze particulieren en bedrijven en het werven van fondsen ten behoeve van deze hulpverlening, een en ander in de meest ruime zin des woord.
b. Het geven van onderricht ten behoeve van de juridische bedrijfsuitoefening voor personen die beroepsmatig juridische taken vervullen en voor hen die bij het vervullen van commerciële taken juridische kennis behoeven om in staat te zijn conform geldende regelgeving te handelen.
c. Het verrichten van alle verdere handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn.
2. De Stichting tracht haar doel te bereiken door middelen te verwerven ter bekostiging van deze juridische hulpverlening. De stichting heeft geen winstoogmerk.
ARTIKEL 3A
1. (…)
(…)
5. Leden van het in artikel 3B te noemen dagelijks bestuur hebben recht op een beloning, vacatie- of presentiegeld.
Alle bestuursleden hebben wel recht op vergoeding van de door hen in de uitoefening van hun functie gemaakte kosten.
ARTIKEL 14
1. (…)
2. Indien het bestuur besluit tot ontbinding wordt tevens de bestemming van het liquidatiesaldo vastgesteld. In de andere gevallen van ontbinding wordt de bestemming van het liquidatiesaldo door de vereffenaars vastgesteld.”
In de slotverklaring van de oprichtingsakte wordt [D] genoemd als de voorzitter van het eerste bestuur van eiseres.
2. Op 30 april 2011 heeft eiseres een verzoek ingediend om per 1 januari 2011 te worden aangemerkt als een ANBI. Bij de onderhavige beschikking heeft verweerder dit verzoek afgewezen. Na daartegen door eiseres gemaakt bezwaar heeft verweerder de beschikking bij de bestreden uitspraak op bezwaar gehandhaafd. In beroep is in geschil of eiseres is aan te merken als een ANBI.
3. Op grond van artikel 6.33, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet IB 2001 en de daarop gegronde artikelen 41a en 41b van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001, wordt een instelling aangemerkt als een ANBI indien en zolang uit de regelgeving van de instelling en de feitelijke werkzaamheid blijkt dat de instelling geen winstoogmerk heeft, uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen belang dient en dat een natuurlijk persoon noch een rechtspersoon over het vermogen van de instelling kan beschikken als ware het zijn eigen vermogen. De bestuurders van een ANBI mogen geen andere beloningen ontvangen dan een kostenvergoeding en een niet bovengemiddeld vacatiegeld. Verder dient de instelling te beschikken over een actueel beleidsplan voor wat betreft werkzaamheden, fondswerving, vermogensbeheer en geldbesteding. Bij opheffing van de instelling dient een eventueel batig saldo ten goede te komen aan een andere ANBI of te worden besteed ten behoeve van het algemeen belang. Verder dient de administratie van de instelling zodanig te zijn ingericht dat daaruit duidelijk blijkt dat aan de eerder genoemde voorwaarden wordt voldaan en houdt de instelling niet meer vermogen aan dan redelijkerwijs nodig is voor de continuïteit van de voorziene werkzaamheden ten behoeve van de doelstelling van de instelling.
4. Eiseres heeft aangevoerd dat zij met haar doelstelling een faciliteit creëert die eraan bijdraagt het aantal onnodige faillissementen terug te dringen, waarmee een groot maatschappelijk belang is gediend. Naar het oordeel van de rechtbank is het – tegen betaling – bieden van hulp ter voorkoming van faillissementen een vorm van hulpverlening aan individuele ondernemers en wordt daarmee niet het algemeen belang gediend. Uit de wettelijke bepalingen komt verder naar voren dat een ANBI geen winststreven mag hebben en ook geen steun mag bieden aan instellingen en personen die wel een winststreven hebben, omdat, indien steun wordt geboden aan een andere instelling, dit een steuninstelling of een andere ANBI dient te zijn. Met hulp aan ondernemers, ook die welke ertoe strekt (onnodige) faillissementen te voorkomen, wordt wel hulp verleend aan lichamen of personen die naar winst streven. De rechtbank is daarom van oordeel dat geen sprake is van een activiteit die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend wordt uitgeoefend ten behoeve van het algemeen nut in de zin van artikel 6.33 van de Wet inkomstenbelasting 2001. Dat eiseres volgens haar eigen statuten geen winststreven heeft, maakt dit niet anders.
5. Uit de statuten van eiseres blijkt dat de bestuurders die behoren tot het dagelijkse bestuur van eiseres, recht hebben op een beloning terwijl geen beleidsplan is overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat dit geen andere beloningen zullen zijn dan vergoeding van kosten en een niet bovengemiddeld vacatiegeld. De statuten bevatten geen bepaling die ertoe strekt dat geen persoon of rechtspersoon over het vermogen van eiseres kan beschikken als ware het zijn eigen vermogen. Voorts is in artikel 14 van de statuten niet expliciet bepaald dat een eventueel batig saldo bij liquidatie van eiseres uitsluitend ten goede komt aan een andere ANBI of zal worden besteed ten behoeve van het algemeen belang. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee niet aan alle voorwaarden van artikel 41a van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 voldaan. Of eiseres voldoet aan de in dit artikel gestelde voorwaarden betreffende de administratie, het vermogensplafond, het beleidsplan en de verhouding tussen kosten en bestedingen, is gesteld noch gebleken.
6. Eiseres heeft nog gesteld dat haar statuten zullen worden aangepast opdat deze geheel voldoen aan de wettelijke bepalingen. Gesteld noch gebleken is dat eiseres dit voornemen heeft uitgevoerd.
7. Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht het verzoek van eiseres om te worden aangemerkt als een ANBI heeft afgewezen. De rechtbank heeft het beroep daarom ongegrond verklaard.
8. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.F. Slijpen, voorzitter, mr. R.C.H.M. Lips en mr. A.J.M. Arends, leden, in aanwezigheid van H. van Lingen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 december 2012.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ’s-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. – bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. – het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep. |