Vonnis
RECHTBANK ARNHEMSector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 217274 / HA ZA 11-970
Vonnis van 18 juli 2012
in de zaak van
DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST/OOST-BRABANT,
gevestigd te Eindhoven,
eiseres,
advocaat mr. drs. J.C.G. Vestjens te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gedaagde,
advocaat mr. P. Buikes te Apeldoorn.
Partijen zullen hierna de Ontvanger en van [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
– het tussenvonnis van 28 september 2011
– het proces-verbaal van comparitie van 21 mei 2012.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Tussen de Ontvanger, Van [gedaagde] en de Rabobank te Druten is op 17 april 2004 een G-rekeningovereenkomst gesloten.
2.2. Op 24 augustus 2009 ontving Van [gedaagde] op haar G-rekening € 142.800,- van Continent Force Personeelsdiensten B.V. Dit bedrag was de koopsom voor bedrijfsauto’s die Continent Force Personeelsdiensten B.V. had gekocht van de zustervennootschap van Van [gedaagde], VSB Equipment B.V.
2.3. Continent Force Personeelsdiensten B.V. is op 10 november 2009 in staat van faillissement verklaard.
2.4. Bij brief van 21 december 2010 heeft de Ontvanger Van [gedaagde] gesommeerd om binnen vijf dagen na dagtekening het, van Continent Force Personeelsdiensten B.V., ontvangen bedrag aan haar te betalen. Van [gedaagde] heeft aan die sommatie niet voldaan.
3. Het geschil
3.1. De Ontvanger vordert samengevat – veroordeling van van [gedaagde] tot betaling van € 142.800,- vermeerderd met wettelijke rente met ingang van 26 december 20101 en proceskostenkosten. Zij legt aan haar vorderingen ten grondslag dat Van [gedaagde] jegens haar een onrechtmatige daad, althans wanprestatie, pleegt door het gevorderde bedrag niet aan haar te voldoen.
3.2. Van [gedaagde] voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Van [gedaagde] heeft de ontvangst van het bedrag van € 142.800,- op haar G-rekening erkend. Ook heeft zij erkend dat zij wist dat haar G-rekening voor die betaling, de koopsom voor bedrijfsauto’s van haar zustervennootschap, niet mocht worden gebruikt. Van [gedaagde] heeft ter comparitie uitgelegd dat zij desondanks het ontvangen bedrag niet aan Continent Force Personeelsdiensten B.V. heeft terugbetaald, omdat zij van Continent Force Personeelsdiensten B.V. begreep dat die niet bereid was alsdan de koopsom voor de bedrijfsauto’s alsnog via een reguliere bankrekening te voldoen.
4.2. De door de Ontvanger met Van [gedaagde] gesloten G-rekeningovereenkomst bepaalt in artikel 9 het navolgende:
De rekeninghouder verplicht zich hierbij tegenover de ontvanger om in het geval dat op zijn g-rekening vanaf een andere g-rekening een bedrag wordt gestort dat geen betrekking heeft op aanneming van werk in de zin van de artikelen 35 en 35a van de Invorderingswet 1990 of op het aan derden ter beschikking stellen van werknemers in de zin van artikel 34 van de Invorderingswet 1990, dit bedrag onmiddellijk terug te storten op de g-rekening van de storter, opdat de ontvanger op dit bedrag jegens de storter zijn pandrecht kan doen gelden. Indien dit laatste niet of niet meer mogelijk is omdat de storter inmiddels in staat van faillissement is verklaard, (…….), verplicht de rekeninghouder zich om, in afwijking van de vorige volzin, dit bedrag onder vermelding van de herkomst over te maken aan de ontvanger.
4.3. Door de Ontvanger is onbetwist gesteld, dat Van [gedaagde] op basis van artikel 9 van de G-rekeningovereenkomst gehouden was tot doorbetaling aan haar van het van Continent Force Personeelsdiensten B.V. ontvangen bedrag. Daarmee staat vast dat, door zulks niet te doen, Van [gedaagde] jegens de Ontvanger wanprestatie pleegt, tenzij een van de weren van Van [gedaagde] slaagt.
4.4. Na wijziging van haar verweer ter comparitie, komt het verweer van Van [gedaagde] kort gezegd op het volgende neer: zij werd bedreigd door Continent Force Personeelsdiensten B.V. en heeft daarom het ontvangen bedrag niet teruggestort; zij beroept zich op de bescherming van een door de Ontvanger afgegeven WKA-verklaring en daarom is bij de Ontvanger sprake van eigen schuld; het faillissement van Continent Force Personeelsdiensten B.V. is nog niet afgerond; met de vordering van de Ontvanger dient betaalde omzetbelasting te worden verrekend; de wettelijke rente is niet verschuldigd omdat deze niet is aangezegd.
4.5. Het verweer van Van [gedaagde] dat zij door Continent Force Personeelsdiensten B.V. zou zijn bedreigd en dat zij daarom niet is overgegaan tot terugstorting van het ontvangen bedrag wordt, als onvoldoende onderbouwd, gepasseerd.
4.6. Door de Ontvanger is op 3 augustus 2009 aan Continent Force Personeelsdiensten B.V. een zogenaamde WKA-verklaring afgegeven. Daarin verklaart de Ontvanger dat op de datum van die verklaring Continent Force Personeelsdiensten B.V. alle verschuldigde Loonbelasting en Loonheffingen heeft voldaan. Van [gedaagde] doet een beroep op de bescherming die uitgaat van die verklaring. Onbetwist is door de Ontvanger gesteld dat, voor zover op grond van de Wet Ketenaansprakelijkheid (WKA) een WKA-verklaring bescherming biedt aan debiteuren, een dergelijke bescherming enkel geldt voor transacties in het kader van de WKA. Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan geen sprake, de betaling door Continent Force Personeelsdiensten B.V. betrof immers de aankoop van bedrijfswagens. Reeds om die reden faalt het verweer van Van [gedaagde]. Nu het beroep van Van [gedaagde] op de bescherming van de WKA verklaring faalt, faalt tevens haar beroep op eigen schuld aan de zijde van de Ontvanger in verband met die WKA verklaring.
4.7. Van [gedaagde] heeft gesteld dat haar uit contact met de curator van Continent Force Personeelsdiensten B.V. is gebleken dat het faillissement nog niet is afgewikkeld. De rechtbank vat dit verweer als volgt op, dat nu het faillissement nog niet is afgewikkeld nog niet vast staat dat de Ontvanger uit dat faillissement niet zal worden voldaan. Ter comparitie bleek dat ook de Ontvanger het verweer van Van [gedaagde] zo opvatte. Door de Ontvanger is ter comparitie onbetwist gesteld dat uit het laatste verslag van de curator blijkt dat het saldo van de boedelrekening ongeveer € 30.000,- bedraagt, dat aan boedelschulden ongeveer
€ 36.000,- is ingediend en dat de totale vordering van de Ontvanger ongeveer € 1,7 miljoen bedraagt. Nu Van [gedaagde] niet heeft gesteld dat de curator nog zodanige baten verwacht dat de Ontvanger voldaan zal kunnen worden, verwerpt de rechtbank het verweer van Van [gedaagde]. Naar haar oordeel is voldoende duidelijk dat de Ontvanger niet geheel uit de boedel van het faillissement zal worden voldaan en dat haar restvordering op Continent Force Personeelsdiensten B.V. haar vordering op Van [gedaagde] zal overtreffen.
4.8. Het beroep op verrekening met de, over de aankoopsom van de bedrijfswagens verschuldigde en betaalde, omzetbelasting faalt eveneens. Niet ter discussie staat dat die omzetbelasting door VSB Equipment B.V. verschuldigd was, zij was het immers die de bedrijfswagens aan Continent Force Personeelsdiensten B.V. verkocht. Over wie die omzetbelasting heeft voldaan heeft Van [gedaagde] wisselend verklaard. De rechtbank gaat uit van haar verklaring ter comparitie dat VSB Equipment B.V. de omzetbelasting zelf aan de Ontvanger heeft voldaan. Van de, voor een verrekening noodzakelijke, situatie dat partijen in de te verrekenen vorderingen over en weer elkaars debiteur en crediteur zijn is derhalve geen sprake zodat reeds daarom op verrekening door Van [gedaagde] van de betaalde BTW, geen beroep kan worden gedaan.
4.9. Ook het verweer van Van [gedaagde] met betrekking tot de door de Ontvanger gevorderde wettelijke rente gaat niet op. Dat verweer gaat uit van het onjuiste uitgangspunt, dat voor de verschuldigdheid van wettelijke rente een aanzegging noodzakelijk is. Voor de verschuldigdheid is slechts vereist dat de debiteur in verzuim is met de voldoening van zijn geldschuld.
4.10. Nu geen van de verweren van Van [gedaagde] slaagt, zal zij in het ongelijk worden gesteld en zal zij worden veroordeeld om het door haar van Continent Force Personeelsdiensten B.V. ontvangen bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, aan de Ontvanger te betalen.
4.11. Van [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij tevens in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Ontvanger worden begroot op:
– dagvaarding € 15,00
– overige explootkosten 0,00
– griffierecht 3.537,00
– getuigenkosten 0,00
– deskundigen 0,00
– overige kosten 0,00
– salaris advocaat 2.842,00 (2,0 punten × tarief € 1.421,00)
Totaal € 6394,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt van [gedaagde] om aan de Ontvanger te betalen een bedrag van € 142.800,00 (éénhonderdtweeënveertig duizendachthonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 26 december 2010 tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt van [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van de Ontvanger tot op heden begroot op € 6394,00
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J.M. Doon en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2012. |