Wet op het financieel toezicht – boete wegens het niet nakomen van de transactierapportageverplichting, zoals neergelegd in artikel 4:90e, derde lid, van de Wft.
Rechtbank Rotterdam
Team Bestuursrecht 2
zaaknummer: ROT 13/1019
uitspraak van de meervoudige kamer van 27 februari 2014 in de zaak tussen
de besloten vennootschap [a 1][a 1], gevestigd te [b], eiseres,
gemachtigde: mr. W. de Jong,
en
de stichting Stichting Autoriteit Financiële Markten (AFM), verweerster,
gemachtigde: mr. A.A. van Angeren.
Procesverloop
Bij besluit van 17 juli 2012 heeft AFM eiseres een bestuurlijke boete van € 50.000,- opgelegd en daarbij besloten dit besluit vijf werkdagen na bekendmaking en nadat dit rechtens onaantastbaar is geworden openbaar te zullen maken door publicatie daarvan.
Bij besluit van 25 juli 2012 heeft AFM dit besluit onder nadere motivering in zoverre gewijzigd dat openbaarmaking eerst zal plaatsvinden nadat het besluit rechtens onaantastbaar is geworden.
Bij besluit van 8 januari 2013 (het bestreden besluit) heeft AFM het tegen het gewijzigde besluit door eiseres gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.
De zaak is op 16 december 2013 – met gesloten deuren – ter zitting van een meervoudige kamer behandeld. Namens eiseres is verschenen haar gemachtigde, vergezeld door [c], managing director van eiseres ([c]). AFM heeft zich ter zitting eveneens laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.
Overwegingen
1.1. Eiseres is een beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht (Wft) en heeft een vergunning voor het verlenen van beleggingsdiensten als genoemd onder a, b en d van de definitie van het begrip ‘verlenen van een beleggingsdienst’ zoals opgenomen in voormeld artikel van de Wft. Na aanvankelijk alleen voor eigen rekening te hebben gehandeld, voert eiseres sinds september 2009 op beperkte schaal ook transacties uit voor haar enig aandeelhouder.
1.2. Bij brief van 22 april 2009 heeft AFM eiseres, onder verwijzing naar artikel 4:90e, derde lid, van de Wft, erop gewezen dat vanaf 1 november 2007 iedere beleggingsonderneming gevestigd in Nederland verplicht is alle transacties in financiële instrumenten die zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt binnen de Europese Economische Ruimte te rapporteren via het daartoe bestemde ‘Transaction Reporting System’ (TRS).
1.3. In reactie op de mededeling van eiseres van 22 maart 2011 dat zij per 10 maart 2011 van clearingorganisatie is veranderd en dat de transacties vanaf die datum via [d] worden afgewikkeld, heeft AFM eiseres op 28 april 2011 bericht dat dit niets verandert aan de verplichting tot transactierapportage aan de AFM en dat zij deze rapportage, die zij had uitbesteed aan haar voormalige clearingorganisatie ([e]) kan uitbesteden aan [d] of aan een derde of zelf kan gaan verzorgen. Daarbij is eiseres medegedeeld dat AFM na 10 maart 2011 geen transactierapportages meer heeft ontvangen van [e] of een andere partij, en dat het zaak is dat eiseres dit gebrek zo snel mogelijk herstelt. Diezelfde dag heeft eiseres AFM medegedeeld dat zij een derde partij voor de transactierapportages zal inschakelen en verzocht om enige documentatie over de inhoud en vorm van de transactierapportage. AFM heeft eiseres die dag per e-mail een link naar het digitale Handboek Transactierapportage van AFM gestuurd. Vervolgens heeft eiseres AFM op 4 mei 2011 bericht dat zij heeft besloten de transactierapportage zelf te gaan verzorgen, maar dat daartoe nog een applicatie moet worden ontwikkeld en dat verwacht wordt dat begin juni 2011 kan worden begonnen met het aanleveren van de transacties. In het formulier voor aanmelding als gebruiker van het TRS, dat namens eiseres op 4 mei 2011 is ondertekend, wordt[f] door eiseres opgegeven als ‘TRS manager’ en [c] als ‘Deputy’. Diezelfde dag heeft AFM eiseres medegedeeld dat het akkoord is dat zij pas begin juni 2011 zelfstandig gaat rapporteren, maar dat zij dan ook alle transacties die niet zijn gerapporteerd alsnog moet rapporteren. Daarbij is eiseres te kennen gegeven dat AFM zich beraadt hoe om te gaan met het door eiseres niet voldoen aan de transactierapportageverplichting. Bij brief van 9 mei 2011 heeft AFM eiseres vervolgens een ernstige waarschuwing gegeven voor het vanaf 10 maart 2011 overtreden van artikel 4:90e, derde lid, van de Wft, waarin de transactierapportageverplichting is opgenomen. Daarbij heeft AFM erop gewezen dat wanneer eiseres opnieuw de wet- en regelgeving niet naleeft, AFM over kan gaan tot het opleggen van een passende sanctie, waaronder het doen van aangifte bij het Openbaar Ministerie of het opleggen van een boete met publicatie. Op 10 juni 2011 heeft eiseres de 23.445 transacties vanaf 10 maart 2011 alsnog gemeld.
1.4. Op 5 juli 2011 heeft AFM [f] per e-mail medegedeeld dat zij geen rapportages van transacties heeft ontvangen voor de handelsdagen 21, 22, 27, 28, 29 en 30 juni 2011. Daarbij heeft AFM verzocht na te gaan of dit correct is. Op 1 augustus 2011 heeft [c] AFM per e-mail bericht dat [f] vanaf 1 augustus 2011 niet meer werkzaam is voor eiseres. Op 2 augustus 2011 heeft AFM [f] per e-mail bericht dat eiseres in de maand juli 2011 geen transacties heeft gemeld bij AFM. Daarbij heeft AFM medegedeeld dat het de verantwoordelijkheid is van eiseres om na te gaan of dit correct is en verzocht te berichten waarom er niet is gemeld. Op 12 september 2011 heeft AFM geconstateerd dat eiseres in de maand augustus 2011 geen transacties heeft gerapporteerd en dit per e-mail medegedeeld. Tevens heeft AFM telefonisch contact opgenomen met eiseres. In het telefonisch gesprek heeft [c] te kennen gegeven dat [f] geen bestuurder meer is bij eiseres en dat hij ervan uitgaat dat de bestanden die moeten worden verstuurd om te voldoen aan de transactierapportageverplichting dagelijks automatisch worden verstuurd. [c] heeft daarbij medegedeeld dat zal worden uitgezocht waarom dit niet is gebeurd. Diezelfde dag heeft [c] per e-mail contact opgenomen met het bedrijf dat de programmatuur voor de transactierapportage van eiseres verzorgt, [g], en verzocht met spoed naar de werking van de rapportagetool te kijken en, indien mogelijk, de rapportage na 27 juni 2011 tot heden alsnog te doen. [g] heeft per ommegaande gereageerd en per e-mail medegedeeld dat eiseres heeft gekozen voor een systeem waarbij de transactiebestanden elke dag aan eiseres worden gezonden en dat eiseres vervolgens zelf de bestanden uploadt naar de AFM TRS website. Daarbij heeft [g] te kennen gegeven dat automatisch uploaden ook een optie was, maar dat dit meer ontwikkeltijd kostte en dat eiseres daarom niet voor die optie heeft gekozen. [g] gaat ervan uit dat [f] de bestanden tot en met 27 juni 2011 heeft geupload en vraagt of deze taak is overgedragen. Op dezelfde dag, 12 september 2011, heeft eiseres alsnog 29.174 transacties gemeld bij AFM.
Op grond van artikel 1:98 van de Wft maakt de toezichthouder, onverminderd artikel 1:97, een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete ingevolge deze wet openbaar, nadat het rechtens onaantastbaar is geworden, tenzij de openbaarmaking van het besluit in strijd is of zou kunnen komen met het doel van het door de toezichthouder uit te oefenen toezicht op de naleving van deze wet.
Op grond van artikel 4:90e, derde lid, van de Wft meldt een beleggingsonderneming die transacties in tot de handel op een gereglementeerde markt toegelaten financiële instrumenten heeft verricht, de gegevens over deze transacties zo spoedig mogelijk, uiterlijk aan het einde van de volgende werkdag, aan AFM.
De overtreding van artikel 4:90e, derde lid, van de Wft
De beboetbaarheid
De hoogte van de boete
De openbaarmaking van de boeteoplegging
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Damsteegt, voorzitter, en mr. B. van Velzen en
mr. R.H.L. Dallinga, leden, in aanwezigheid van mr. M.J.F.J. van Beek, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2014.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
Bron: ECLI:NL:RBROT:2014:1300