De Overijsselse rechtbank komt tot de conclusie dat de Bitcoin niet kan worden aangemerkt als geld, maar dient te worden gezien als ruilmiddel.
De rechtbank wijst de vordering uit hoofde van de ongedaanmakingsverplichting en de vordering tot schadevergoeding wegens gederfde winst toe. Voor vergoeding komt in aanmerking de schade die tot het moment van ontbinding van de overeenkomst is veroorzaakt.
- Instantie
- Rechtbank Overijssel
- Datum uitspraak
- 14-05-2014
- Datum publicatie
- 19-05-2014
- Zaaknummer
- C/08/140456 / HA ZA 13-255
- Rechtsgebieden
- Civiel recht
- Bijzondere kenmerken
- Eerste aanleg – meervoudig
- Inhoudsindicatie
-
Aan de vordering ex artikel 6:125 BW ligt de stelling ten grondslag dat de Bitcoin als ‘geld’ in de zin van Afdeling 6.1.11 BW kan worden aangemerkt.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de Bitcoin niet kan worden aangemerkt als geld in de zin van Afdeling 6.1.11 BW, maar dient te worden gezien als ruilmiddel.
De rechtbank wijst de vordering uit hoofde van de ongedaanmakingsverplichting ex artikel 6:271 BW en de vordering tot schadevergoeding wegens gederfde winst toe. Voor vergoeding komt in aanmerking de schade die tot het moment van ontbinding van de overeenkomst is veroorzaakt.
- Vindplaatsen
- Rechtspraak.nl
Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/140456 / HA ZA 13-255
datum vonnis: 14 mei 2014 (m.c.)
Vonnis van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
verder te noemen [eiser],
behandelend advocaat: mr. A. Verhoeven te Amsterdam,
procesadvocaat: mr. J.A. Holsbrink te Enschede,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
verder te noemen [gedaagde],
advocaat: mr. A.F. Ammerlaan te Dordrecht.
1 Het procesverloop
- –de dagvaarding van [eiser] d.d. 21 juni 2013;
- –de conclusie van antwoord van [gedaagde] d.d. 9 oktober 2013;
- –de conclusie van repliek van [eiser] d.d. 4 december 2013;
- –de conclusie van dupliek van [gedaagde] d.d. 29 januari 2014;
- –de akte uitlating producties van [eiser] d.d. 5 februari 2014;
2 De feiten
[eiser] verkopen tegen een koopprijs van € 8,05 per Bitcoin, derhalve voor een totaalbedrag van € 22.137,50.
3 Het geschil
[eiser] stelt hiertoe dat [gedaagde] ten onrechte zijn verplichting tot levering van in totaal 2.750 Bitcoins niet is nagekomen door slechts 990 Bitcoins te leveren.
[eiser] stelt schade te hebben geleden als gevolg van de koerswijziging van de Bitcoin. Artikel 6:125 BW biedt de grondslag voor vergoeding van de koerswijzigingsschade. [eiser] stelt zich hierbij op het standpunt dat bij de levering van Bitcoins sprake is van betaling van een geldsom in Bitcoins. De schade bedraagt € 132.792,00, omgerekend naar de dagwaarde ten tijde van de dagvaarding.
Subisidiair stelt [eiser] zich op het standpunt dat sprake is van gederfde winst. [eiser] zou met de niet geleverde Bitcoins een winst van 836,71% hebben kunnen maken, die hij thans misloopt. De gederfde winst wordt door [eiser] begroot op een bedrag van € 118.545,00.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer. [gedaagde] erkent dat hij is tekort geschoten in de nakoming van de overeenkomst. [gedaagde] erkent ook dat [eiser] de overeenkomst partieel buitengerechtelijk heeft ontbonden en dat [gedaagde] op grond van de ongedaanmakingsverplichting gehouden is tot terugbetaling van € 14.168,00.
[gedaagde] betwist dat sprake is van een betaling van een geldsom in Bitcoins, als bedoeld in artikel 6:125 BW. Bitcoins zijn geen geld in de zin van artikel 6:112 BW.
Voorts betwist [gedaagde] dat het positief contractsbelang kan worden berekend op een willekeurig door [eiser] gekozen moment, lange tijd na de wanprestatie.
4 De beoordeling
Partiële ontbinding en ongedaanmaking
Tussen partijen staat vast dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming van [gedaagde] in de nakoming van zijn verbintenis tot levering van 2.750 Bitcoins.
In plaats van die hoeveelheid heeft hij immers slechts 990 Bitcoins aan [eiser] geleverd, terwijl [eiser] hem wel de volledige koopsom ad € 22.137,50
heeft betaald.
Voorts staat vast dat [eiser] een gedeelte van de overeenkomst, namelijk voor het gedeelte dat [gedaagde] zijn verplichting niet is nagekomen, buitengerechtelijk heeft ontbonden.
Schadevergoeding
De Bitcoin
De Europese Centrale Bank (ECB) heeft in haar rapport ‘Virtual Currency Schemes’ van oktober 2012 (ECB rapport 2012) de Bitcoin omschreven als:
“a virtual currency scheme based on a peer-to-peer network. It does not have a central authority in charge of money supply, nor a central clearing house, nor are financial institutions involved in the transactions, since users perform all these tasks themselves. Bitcoins can be spent on both virtual and real goods and services. Its exchange rate with respect to other currencies is determined by supply and demand and several exchange platforms exist.”
De Bitcoin wordt dus niet door overheden gereguleerd of centraal uitgegeven. De waarde van Bitcoins wordt bepaald door vraag en aanbod op diverse digitale uitwisselingsplatforms.
De Bitcoin als geldmiddel
Gebruikers van Bitcoins bewaren hun Bitcoins in digitale portemonnees (‘wallets’), die op het eerste oog lijken op bank- of girorekeningen. Bij het transactieverkeer van Bitcoins wordt ook gesproken over rekeningen en bovendien hebben ‘wallets’ ieder een eigen (rekening)nummer. De ‘wallets’ worden echter niet beheerd door een derde partij, maar door de gebruiker zelf. Weliswaar kan een gebruiker zijn Bitcoins bewaren in een ‘wallet’ bij een aanbieder van meerdere (gebundelde) ‘wallets’, maar dat maakt deze aanbieder nog geen giro-instelling als bedoeld in artikel 6:114 BW. De Bitcoins gaan immers niet over in het vermogen van de aanbieder van de (gebundelde) ‘wallets’ en er ontstaat geen verbintenisrechtelijke verhouding tussen de eigenaar van de Bitcoins en de aanbieder van de ‘wallet’. Naar het oordeel van de rechtbank is in geval van Bitcoins dan ook geen sprake van giraal geld als bedoeld in artikel 6:114 BW.
Uit de Memorie van Antwoord bij de invoering van het nieuw Burgerlijk Wetboek blijkt dat is gekozen voor het begrip ‘gangbaar geld’ in plaats van ‘wettig betaalmiddel’, omdat de wetgever heeft willen vermijden dat onnodig partij wordt gekozen voor de door sommigen aangehangen theorie dat geld zijn hoedanigheid uitsluitend aan de Staat kan ontlenen:
“Volgens vele anderen wordt immers wat geld is, in laatste instantie bepaald door maatschappelijke opvattingen (…). Aldus worden met name problemen voorkomen ten aanzien van geld dat niet door de Staat is uitgegeven, maar wel als gangbaar op zijn grondgebied wordt getolereerd, en voorts ook ten aanzien van geld, uitgegeven vanwege het ter plaatse uitgeoefende feitelijk gezag, terwijl de bevoegdheid tot deze uitgifte jegens de Staat waartoe het betreffende gebied behoort, ontbreekt of twijfelachtig is.”
(zie: Parlementaire Geschiedenis van het Nieuwe Burgerlijk Wetboek, Boek 6, p. 459)
De formulering van artikel 6:112 BW laat dus ruimte voor betaling in geldsoorten die hun bestaan niet aan de Staat ontlenen, zoals door particulieren uitgegeven geld dat door de Staat wordt getolereerd (zie ook de toelichting bij artikel 6:112 BW in Tekst & Commentaar Burgerlijk Wetboek, aantekening 2). Het betoog van [eiser] komt er op neer dat de Bitcoin via de ruime uitleg van artikel 6:112 BW als ‘gangbaar geld’ ter voldoening van een geldsom kan worden gebruikt.
Blijkens de Memorie van Antwoord bij de invoering van het nieuw Burgerlijk Wetboek zal de vraag of geld als gangbaar kan worden aangemerkt, in de eerste plaats afhangen van de vraag of het een wettig betaalmiddel is.
Op grond van de artikelen 10 en 11 van Verordening 974/98 van de Europese Gemeenschap, hebben alleen de eurobiljetten en euromunten de status van wettig betaalmiddel in de deelnemende lidstaten, waaronder Nederland. De Euro is bij uitsluiting van alle andere geldmiddelen een wettig betaalmiddel in Nederland.
Voorts heeft de Minister van Financiën bij de beantwoording van schriftelijke Kamervragen het standpunt ingenomen dat de Bitcoin niet onder de definitie van (elektronisch) geld valt in de zin van de Wet financieel toezicht en dat de Bitcoin niet als wettig betaalmiddel wordt gezien, maar als ruilmiddel tussen particulieren (Brief Minister van Financiën van 19 december 2013 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal, kenmerk: FM/2013/1939 U). Van een tolereren van de Bitcoin als geldmiddel is dan ook geen sprake.
De Bitcoin is geen wettig betaalmiddel en gelet op het voorgaande kan niet worden geconcludeerd dat de Bitcoin als ‘gangbaar geld’ kan worden aangemerkt, als bedoeld in artikel 6:112 BW.
De schaal en de wijze waarop de Bitcoin wordt verhandeld, namelijk op basis van vraag en aanbod en via aan valuta gekoppelde wisselkoersen, doet aan dit oordeel niet af. Op vergelijkbare wijze wordt met bijvoorbeeld edelmetalen gehandeld. Edelmetaal is echter op basis van voornoemde maatstaven evenmin aan te merken als ‘gangbaar geld’ in de zin van artikel 6:112 BW.
Gederfde winst
geleid tot schade bij [eiser], waarbij tevens moet worden beoordeeld of er een causaal verband bestaat tussen de tekortkoming en de schade. De rechtbank dient de door [eiser] geleden schade vast te stellen door de hypothetische situatie,
waarin [gedaagde] de overeenkomst zou zijn nagekomen, te vergelijken met de werkelijke situatie.
[eiser] heeft [gedaagde] tot 25 oktober 2012 gelegenheid geboden de overeenkomst deugdelijk na te komen. Op die datum heeft [eiser] de overeenkomst (partieel) ontbonden. Op dat moment was immers duidelijk dat [gedaagde] niet meer zou nakomen. Voor vergoeding komt, naar het oordeel van
de rechtbank, in aanmerking de schade die tot dat moment is veroorzaakt. Het door
[eiser] gekozen moment ter vaststelling van de schade, ruim een half jaar na ontbinding van de overeenkomst, is (te) willekeurig gekozen. Voorts is de hoogte van de schade in die periode beïnvloed door het (aan [eiser]) te wijten tijdsverloop en de in die periode gewijzigde wisselkoers van de Bitcoin.
Zoals hiervoor overwogen in r.o. 4.6 e.v. is er geen ruimte voor schadevergoeding wegens koerswijziging ex artikel 6:125 BW. Voorts is er geen grondslag voor vergoeding van de schade na datum ontbinding. De rechtbank zal daarom de schade
van [eiser] vaststellen op de datum van ontbinding en zijn vordering voor het overige afwijzen.
Conclusie
uit hoofde van de ongedaanmakingsverplichting van artikel 6:271 BW een bedrag van
€ 14.168,00 te betalen aan [eiser]. Voorts dient hij een bedrag ad € 1.760,00 aan schadevergoeding te betalen aan [eiser]. Vanaf 25 oktober 2012 verkeerde [gedaagde] in verzuim, nadat [eiser] hem in gebreke had gesteld. De rechtbank acht de gevorderde wettelijke rente dan ook toewijsbaar met ingang van die datum.
[eiser] de overeenkomst buitenrechtelijk gedeeltelijk heeft ontbonden.
zijn tekortkoming en weigering tot terugbetaling van de teveel betaalde koopsom,
[eiser] genoodzaakt was tot het voeren van deze procedure. De salariskosten van de advocaat van [eiser] worden begroot op 2,5 punten x tarief II à € 452,00.
5 De beslissing
De rechtbank:
Verklaart voor recht dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst met [eiser] en dat de overeenkomst tussen partijen op
25 oktober 2012 buitengerechtelijk gedeeltelijk is ontbonden.
Veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag ad € 14.168,00 ter gedeeltelijke ongedaanmaking van de overeenkomst met [eiser], vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 oktober 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt [gedaagde] voorts tot betaling aan [eiser] van een bedrag ad
€ 1.760,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 oktober 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
IV. Veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op € 1.566,82 aan verschotten en € 1.130,00 aan salaris van de advocaat.
V. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
VI. Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mrs. Bosch, Lorist en Van der Veer en is op
14 mei 2014 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
Bron: ECLI:NL:RBOVE:2014:2667