GERECHTSHOF AMSTERDAM
kenmerken 10/00939 tot en met 10/00941
14 juni 2012uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamerop het hoger beroep vanX te Z, belanghebbende,
gemachtigde mr. B.R.B. Gelder (BTW Praktijk te Noordwijk),
tegen de uitspraak in de zaken met de kenmerken AWB 09/5517, 09/5518 en 09/5519 van de rechtbank Haarlem in de gedingen tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Holland-Noord/kantoor Hoorn,
de inspecteur.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1.1. Belanghebbende heeft over het tijdvak 1 oktober 2008 tot en met 31 december 2008 op 26 januari 2009 € 3.965 aan omzetbelasting op aangifte voldaan. Belanghebbende heeft tegen deze voldoening op aangifte een bezwaarschrift ingediend. Bij uitspraak van 26 september 2009 heeft de inspecteur het bezwaar afgewezen.
1.1.2. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de inspecteur beroep ingesteld bij de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank). De zaak is geregistreerd onder kenmerk AWB 09/5519.
1.2.1. Belanghebbende heeft over het tijdvak 1 januari 2009 tot en met 31 maart 2009 op 15 april 2009 € 1.236 aan omzetbelasting op aangifte voldaan. Belanghebbende heeft tegen deze voldoening op aangifte een bezwaarschrift ingediend. Bij uitspraak van 26 september 2009 heeft de inspecteur het bezwaar afgewezen.
1.2.2. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de inspecteur beroep ingesteld bij de rechtbank. De zaak is geregistreerd onder kenmerk AWB 09/5518.
1.3.1. Belanghebbende heeft over het tijdvak 1 april 2009 tot en met 30 juni 2009 op 2 juli 2009 € 1.969 aan omzetbelasting op aangifte voldaan. Belanghebbende heeft tegen deze voldoening op aangifte een bezwaarschrift ingediend. Bij uitspraak van 26 september 2009 heeft de inspecteur het bezwaar afgewezen.
1.3.2. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de inspecteur beroep ingesteld bij de rechtbank. De zaak is geregistreerd onder kenmerk AWB 09/5517.
1.4. Bij uitspraken van 17 november 2010 heeft de rechtbank de door belanghebbende ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
1.5. De tegen deze uitspraken ingestelde hoger beroepen zijn bij het Hof ingekomen op 27 december 2010, aangevuld bij brieven van 24 januari 2011. De hoger beroepen zijn geregistreerd onder de kenmerken 10/00939 (kenmerk rechtbank AWB 09/5517), 10/00940 (kenmerk rechtbank AWB 09/5518) en 10/00941 (kenmerk rechtbank AWB 09/5519).
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 mei 2012. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2. Feiten
2.1. Belanghebbende is ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet). Zij oefent onder de naam B een therapiepraktijk uit op het gebied van Past Reality Integration (hierna: PRI). Daarvóór werkte belanghebbende, die een studie theologie heeft gevolgd maar niet heeft afgerond, enige jaren als trainer/coach in de hulpverlening.
Belanghebbende heeft geen opleiding genoten voor een in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (hierna: Wet BIG) geregeld beroep en zij is niet ingeschreven in het BIG-register.
2.2. De PRI-therapie is sinds 2000 ontwikkeld door A. A heeft een academische studie sociale psychologie afgerond. PRI is een therapievorm die zijn wortels vindt in een bestaande psychotherapeutische stroming, de zogenoemde Primaltherapie van A. Janov.
2.3. A houdt de opleiding in eigen hand, zij bepaalt wie er tot de opleiding worden toegelaten. Daartoe heeft zij een intakegesprek met kandidaten, waarbij zij zich een beeld vormt van de motivatie en de geschiktheid van de kandidaat om het gedachtegoed van de PRI verder uit te dragen. In eerste instantie werden alle lessen door A gegeven. Ook belanghebbende is opgeleid door A. Thans wordt ook door andere PRI-therapeuten, die daartoe door A zijn aangewezen, lesgegeven. Het opleidingsprogramma wordt voor iedere student individueel bepaald, er bestaat geen curriculum. Om de exclusiviteit te waarborgen heeft A de termen ‘Past Reality Integration’ en ‘PRI’ merkenrechtelijk beschermd.
2.4. De opleiding tot PRI-therapeut duurt vier jaar en bevat een theorie- en een praktijkgedeelte. Na het theoriegedeelte wordt een schriftelijke toets afgenomen.
Het praktijkgedeelte omvat het therapeutisch persoonlijk proces van de therapeut en het toepassen van de therapie op cliënten onder supervisie en begeleiding van A (of een door A daartoe aangewezen andere PRI-therapeut).
2.5. Een student verkrijgt de status van PRI-therapeut in opleiding (i.o.) wanneer hij/zij daartoe door A geschikt wordt bevonden. Alsdan onderschrijft de therapeut i.o. de voorwaarden voor certificering en ondertekent hij/zij de “Overeenkomst voor PRI therapeuten individuele therapie (i.o.)”.
A is als enige bevoegd de therapeuten die de PRI-opleiding met succes hebben doorlopen, te certificeren. Na certificering mag de therapeut gebruik maken van de naam PRI-therapeut.
2.6. De PRI-therapeut is verplicht tot het volgen van permanente educatie en supervisie. De permanente educatie houdt in dat een PRI-therapeut minimaal tien procent van de tijd besteedt aan nascholing en verdere professionele ontwikkeling. Supervisie houdt in dat een PRI-therapeut behandeldossiers aan een supervisor ter inzage geeft.
Het certificaat van PRI-therapeut geldt voor vijf jaar. Na afloop van de periode van vijf jaar wordt door A een toets afgenomen. Wordt deze met goed gevolg afgelegd, dan krijgt de therapeut een nieuw certificaat dat ook weer voor vijf jaar geldt.
2.7. A heeft de Stichting PRI C (hierna: de Stichting) opgericht. A heeft zitting in de Raad van toezicht. De Stichting beoordeelt het beleid ten aanzien van (toelating tot) de opleiding, permanente educatie en verdere ontwikkeling van het vakgebied PRI in theorie en praktijk.
2.8. Belanghebbende heeft haar opleiding bij A met succes afgerond. Belanghebbende diagnosticeert en behandelt patiënten met het oog op de genezing van hun emotionele/geestelijke klachten, waarvan zij individueel en in relatie tot anderen (ernstige) hinder ondervinden. Belanghebbende is ook werkzaam als supervisor voor andere PRI-therapeuten (in opleiding).
2.9.1. Een gecertificeerde PRI-therapeut sluit een overeenkomst met A, al dan niet via de besloten vennootschap van A. De overeenkomst is eenzijdig door A opgesteld en niet onderhandelbaar. PRI-therapeuten hebben geen zeggenschap dan wel stemrecht in het beleid van A inzake kwaliteit en ontwikkeling. A brengt aan PRI-therapeuten een bedrag in rekening per zitting per cliënt die door haar of via de PRI-website is verwezen.
2.9.2. De Algemene voorwaarden van PRI®D bij de hiervoor genoemde overeenkomst luiden per december 2008 als volgt:
“De opleiding
1. Deze voorwaarden zijn van toepassing op alle activiteiten die door PRI® georganiseerd worden in het kader van de PRI® Professional Training Program (hierna te noemen PTP of PTP opleiding): PTP opleidingsweken, bij- en nascholing, (intensieve) leertherapie, supervisie en hercertificering.
(…)
3. De inhoud van de opleiding wordt door PRI® vastgesteld. Voor aanvang van de betreffende activiteit wordt het studieprogramma bekend gemaakt.
(…)
10. Plaatsing en deelname van door PRI® geselecteerde deelnemers, geschiedt na betaling van de door PRI® vastgestelde studiekosten.
(…)
23. PRI® behoudt zich het recht voor groepssamenstelling, lesdagen en aanvangstijden zonodig te wijzigen. PRI® behoudt zich het recht voor de activiteiten te splitsen qua omvang en inhoud en, daarmee samenhangend, te verschuiven naar andere jaargangen, dagen of dagdelen. (…)
24. Lesmaterialen als syllabi, readers en formulieren, maar ook audio- en videoopnames van sessies met therapeuten in opleiding of clienten worden uitsluitend via de opleider ter beschikking gesteld. Dit lesmateriaal is uitsluitend bestemd voor eigen studie.
(…)
33. De PRI trainee onderschrijft PRI® Visie en Missie:
PRI Visie:
Past Reality Integration maakt het ons mogelijk om ons steeds weer te bevrijden uit de greep van illusies en afweer door ons bewustzijn te ontwikkelen, zodat we ons leven steeds vaker kunnen ervaren voor wat het werkelijk is.
Dan zullen we ook minder destructief zijn naar onze omgeving en vooral naar (onze) kinderen.
PRI Missie:
De missie is om de PRI-visie te verspreiden, de PRI-theorie toegankelijk te maken en de PRI-methode beschikbaar te maken voor zoveel mogelijk mensen op een zo diep mogelijk niveau.”
2.10. De ‘Criteria certificering PRI®Therapeut’ van PRI […], A PRI BV te P, versie januari 2009, luiden als volgt:
“1. PRI persoonlijke toepassing:
– in staat symbolen te herkennen, te onderscheiden van het hier-en-nu en ervan te disidentificeren.
– in staat afweer te herkennen, snel om te keren en de oude pijn toe te staan,
– verantwoordelijkheid dragen voor de eigen gevoelens en te disidentificeren van het symbool,
– zelfstandig PRI-regressies te kunnen doen (zoals beschreven in PTP cursusmateriaal 1e jaar),
– duaal bewustzijn te kunnen toepassen (en weten wanneer),
– PRI dagelijks met toewijding toepassend als integraal onderdeel van persoonlijk leven.
Toetsing: De mate waarin dit lukt zal zich reflecteren in het leven van de opleideling:
relaties, werk, kinderen, welbevinden, communicatieve vaardigheden, omgaan met en nemen van verantwoordelijkheid, gedrag binnen de opleidingsgroep. Maken van een “OvB verslag”.
De opleider eventueel i.s.m. de leertherapeut kan beoordelen of de opleideling PRI met toewijding en succes in het persoonlijk leven toepast, voor zover blijkt uit de opleiding of de leertherapie.
2. PRI theoretische beheersing:
– goede kennis van de PRI theorie,
– in staat via de PRI theorie fenomenen van uiteenlopende aard te kunnen duiden
Toetsing: schriftelijke theorie toets en schrijven van PRI analyse m.b.t. een zelf gekozen en met opleider afgestemd maatschappelijk fenomeen of verschijnsel. Verslagen van boekenlijst en tapes van sessies van IB.
3. PRI professionele beheersing als therapeut:
– met succes cliënt kunnen (contra-) indiceren voor PRI*,
– in staat zijn een aan de cliënt aangepast PRI traject aan te bieden (verschillend beginpunt, eindpunt en diepgang van tussenliggende fasen),
– elke fase met vaardigheid en flexibel (aangepast aan cliënt) kunnen doorlopen met de cliënt
Toetsing:
– door opleider in PTP binnen 24 maanden na afloop van laatste opleidingsjaar,
– door afronding van minimaal 10 succesvolle (volgens ‘cliënt evaluatie formulieren’) volledige PRI therapieën in hoedanigheid van PRI therapeut i.o., binnen een periode van 1 jaar.
– 7 supervisieverslagen van afgeronde therapietrajecten.
* N.B. PRI-therapie is (vooralsnog) ongeschikt om in een ambulante setting door een nog minder dan 3 jaar gecertificeerde PRI-therapeut geïndiceerd te worden inzake de behandeling van de volgende klachten: – psychotische of anderszins met wanen gepaard gaande stoornissen, ernstige borderline stoornis, DIS, harddrugverslavingsproblematiek.
4. Onderschrijven van professionele criteria PRI®Therapeut beroepsgroep
– Minimaal aantal uren beroepsuitoefening (1000) per jaar. In de praktijk wil dat zeggen dat de PRI-therapeut geacht wordt minimaal 15 individuele PRI-clienten per week te behandelen.
– Minimaal 10% van die uren per jaar worden besteed aan nascholing en verder professionele ontwikkeling. Het volgen van PRI post-certificeringsmodules of opleidingen wordt hierbij ook inbegrepen.
– Identificatie met de beroepsgroep, middels deelname aan PRI-nascholingsdagen, promotie van PRI, aanname van website-cliënten tegen de vastgestelde vergoeding.
– Handelen overeenkomstig de beroepscode van psychologen NIP
– Respecteren van alle hier genoemde (gedrags)regels voor PRI therapeuten en zoals opgesteld in stuk XXX. Met name zal de PRI-therapeut zich te allen tijde onthouden van het doen van suggesties aan cliënten omtrent hun oude realiteit tijdens regressies, hoe subtiel ook. De PRI-therapeut is op de hoogte van het rapport van de Gezondheidsraad uit 2004, inzake de (on)mogelijkheden van hervonden herinneringen.
– Eens per vijf jaar zal hercertificering plaats vinden. Hierbij zal toetsing plaatsvinden van alle hierboven genoemde criteria.
Toetsing: door ondertekening van een overeenkomst waarin deze professionele criteria omschreven worden”
2.11.1. Ten tijde van de dagtekening van de brief waarin belanghebbende nadere informatie aan de inspecteur zond (23 juni 2009), waren er in Nederland 35 PRI-therapeuten actief, in opleiding dan wel gecertificeerd. Daaronder waren vier psychologen, aangesloten bij het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP). Voorts zijn er vier psychologen met zowel een NIP-registratie als een BIG-registratie. Patiënten die een klacht over een van deze acht psychologen hebben, kunnen zich beklagen op basis van de NIP- en de BIG-regelingen.
2.11.2. De PRI-therapeuten zonder NIP-registratie conformeren zich wat beroepsnormen en -waarden betreft aan de NIP-beroepscode. Patiënten met klachten over hun PRI-therapeut gaan in eerste instantie naar deze therapeut. Indien dit niet tot een bevredigende oplossing leidt, kan de therapeut zijn supervisor inschakelen voor de behandeling van de klacht. Leidt dit ook niet tot een oplossing dan kan A worden ingeschakeld om tot een oplossing te komen. Zo nodig kunnen de klagers zich uiteindelijk richten tot een regionaal informatie- en klachtenbureau Gezondheidszorg.
2.12. Cliënten melden zich aan via de website van A.
2.13. De behandelingen worden niet vergoed door ziektekostenverzekeraars.
3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de beroepen van belanghebbende ongegrond verklaard, waarbij zij – voor zover van belang – heeft overwogen:
“4.1. Vooropgesteld zij dat uit het arrest van het Hof van Justitie van 27 april 2006, nrs.
C-443/04 en C-444/04 volgt dat ook de handelingen verricht door personen van wie het beroep niet bij of krachtens de Wet BIG is geregeld, kunnen delen in de vrijstelling als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel g, ten eerste, van de Wet OB indien kan worden aangenomen dat deze handelingen van een gelijkwaardige kwaliteit kunnen worden geacht indien zij – vrijgesteld van omzetbelasting – door BIG-geregistreerden zouden zijn uitgevoerd.
4.2. Het is evenwel aan eiseres (Hof: belanghebbende) om aannemelijk te maken dat haar diensten van gelijkwaardige kwaliteit kunnen worden geacht in voorbedoelde zin. Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres hierin niet geslaagd, en wel om de volgende redenen:
– Tot de opleiding tot PRI-therapeut worden ook personen toegelaten die geen voor het volgen van een BIG-opleiding vereiste vooropleiding hebben gevolgd;
– Eiseres heeft zelf geen relevante vooropleiding op academisch of hbo-niveau gevolgd;
– De opleiding tot PRI-therapeut die eiseres heeft gevolgd is ontwikkeld door één persoon, A, zonder toezicht of controle door welk onafhankelijk medisch of wetenschappelijk orgaan dan ook;
– De criteria voor toelating tot de opleiding en voor certificering – en waaraan eiseres voldoet – zijn eenzijdig opgesteld door A, zonder toezicht of controle door welk onafhankelijk medisch of wetenschappelijk orgaan dan ook;
– Hoewel een van de criteria voor certificering is dat overeenkomstig de beroepscode voor psychologen wordt gehandeld, vindt eventuele toetsing van het gedrag van eiseres aan deze code door A plaats;
– De afhandeling van klachten die door cliënten van eiseres worden ingediend, wordt verzorgd door A;
– Eiseres is geen lid van een onafhankelijke beroepsvereniging voor psychologen of psychotherapeuten.
4.3. Gelet op de onder 4.2 genoemde omstandigheden is de kwaliteit van de door eiseres verzorgde diensten onvoldoende op objectieve en onafhankelijke wijze gewaarborgd. Hetgeen de gemachtigde van eiseres heeft gesteld over de wetenschappelijke grondslagen van PRI-therapie en de kennis en ervaring van A leidt niet tot een ander oordeel, omdat het er om gaat te beoordelen of de diensten van eiseres van gelijkwaardige kwaliteit zijn ten opzichte van diensten die door beoefenaren van een beroep dat is geregeld in de Wet BIG worden verleend. Deze gelijkwaardige kwaliteit kan niet worden gewaarborgd door één persoon, A, omdat de persoonlijke kwaliteiten van een therapeut in de relatie tussen therapeut en cliënt bepalend zijn voor de beoordeling of sprake is van gelijkwaardige kwaliteit. Bovendien is eiseres niet bevoegd psychotherapie te geven in bredere zin. Evenmin is van belang of de cliënten van eiseres de door eiseres verleende PRI-therapie als gelijkwaardig beoordelen. Weliswaar speelt de beleving van de afnemer een rol bij de duiding van een prestatie, doch deze beleving dient te worden geobjectiveerd en bezien in combinatie met de kwalificaties waarover de desbetreffende belastingplichtige beschikt.
4.4. De gemachtigde van eiseres doet voorts een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Op grond van het besluit van de staatssecretaris van Financiën van 28 februari 2008, nr. CPP2008/78M (hierna: het besluit) kunnen beroepsbeoefenaren met een BIG-opleiding de vrijstelling ook toepassen op diensten die zij verrichten op grond van een aanvullende, niet-BIG-gereguleerde opleiding.
(…)
4.6. De rechtbank is van oordeel dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt. Zoals verweerder (Hof: de inspecteur) heeft opgemerkt, is in het besluit de voorwaarde opgenomen dat de aanvullende opleiding ten minste enige relatie heeft met de gevolgde BIG-opleiding. Uit deze voorwaarde blijkt dat geen ongerechtvaardigd onderscheid wordt gemaakt tussen BIG-geregistreerden en niet-BIG-geregistreerden. De kwalificaties van de therapeut en de kwaliteit van de diensten bepalen of de vrijstelling kan worden toegepast en niet enkel de aanwezigheid van een BIG-registratie. De kwalificaties van eiseres verschillen in relevante mate van de kwalificaties van de BIG-geregistreerden die wel met vrucht een beroep op het besluit kunnen doen. Eiseres en deze BIG-geregistreerden zijn derhalve geen gelijke gevallen.”
4. Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is, evenals bij de rechtbank, in geschil of de door belanghebbende verrichte prestaties kunnen worden gerangschikt onder artikel 11, eerste lid, aanhef en onderdeel g, ten eerste, van de Wet.
Ter zitting heeft belanghebbende verklaard geen beroep te doen op het Besluit van 28 februari 2008 van de Staatssecretaris van Financiën, nr. CPP2008/78M.
5. Standpunten van partijen
Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken. Voor het verhandelde ter zitting wordt verwezen naar het proces-verbaal van zitting.
6. Beoordeling van het geschil
6.1. In de Zesde richtlijn inzake de omzetbelasting casu quo de Richtlijn 2006/112/EG is een vrijstelling van omzetbelasting opgenomen voor de gezondheidskundige verzorging van de mens. Het is aan de lidstaten de medische en paramedische beroepen te omschrijven die evenbedoelde prestaties verrichten.
6.2. Tussen partijen is niet in geschil dat de prestaties van belanghebbende in haar hoedanigheid van PRI-therapeut dienen te worden aangemerkt als gezondheidskundige verzorging van de mens. Het Hof volgt partijen hierin.
6.3. In de Wet zijn ingevolge artikel 11, eerste lid, aanhef en onderdeel g, vrijgesteld de diensten verricht door een beoefenaar van een door de Wet BIG geregeld beroep.
Vaststaat dat belanghebbende niet een dergelijke beroepsbeoefenaar is.
6.4. Gelet op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie, is het niet vrijstellen van de diensten als die verricht door belanghebbende in strijd met het doel van de in de Zesde richtlijn inzake omzetbelasting c.q. de Richtlijn 2006/112/EG opgenomen vrijstelling voor de geneeskundige verzorging van de mens en met het beginsel van de neutraliteit, indien die diensten zouden zijn vrijgesteld als zij worden verricht door beoefenaren van een door de Wet BIG geregeld beroep en de diensten van belanghebbende, gelet op haar beroepskwalificaties, van een gelijkwaardige kwaliteit kunnen worden geacht als die van beoefenaren van een in de Wet BIG geregeld beroep.
6.5. De inspecteur heeft ter zitting verklaard dat theoretisch de mogelijkheid bestaat dat BIG-geregistreerden een therapie als de onderwerpelijke toepassen en dat een dergelijke behandeling in dat geval vrijgesteld is van omzetbelasting. De inspecteur heeft dienaangaande gesteld niet te weten of zulks zich in de praktijk ook voordoet. De inspecteur heeft het opleidingsprogramma tot PRI-therapeut opgevraagd maar gebleken is dat er geen algemeen geldend opleidingsprogramma bestaat. Het opleidingsprogramma wordt per cursist individueel door A bepaald. De inhoud daarvan is niet bekend. Bij gebrek aan wetenschap is reeds om die reden de vrijstelling, ook bij een BIG geregistreerde hulpverlener, niet van toepassing aldus de inspecteur.
6.6. Veronderstellenderwijs ervan uitgaande dat de in geding zijnde prestaties verricht door een BIG geregistreerde therapeut wel zouden zijn vrijgesteld van omzetbelasting geldt dat belanghebbende tegenover de gemotiveerde stelling van de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat de kwaliteit van de door belanghebbende verrichte prestaties gelijkwaardig is aan de kwaliteit van door BIG-geregistreerden verrichte prestaties die onder artikel 11, eerste lid, aanhef en onderdeel g, ten eerste, van de Wet kunnen worden gerangschikt. In dit verband acht het Hof van belang dat uit de stukken van het geding niet eenduidig valt af te leiden welke feitelijke opleidingsvereisten worden gesteld aan personen die PRI-therapeut willen worden en dat belanghebbende onvoldoende inzicht heeft gegeven in de aard en inhoud van de opleiding. Hetzelfde geldt voor de permanente educatie. Van een onafhankelijke klachtbehandeling is voorts geen sprake. Onder die omstandigheden kan een beoordeling van de gelijkwaardigheid van de behandeling, als hiervoor bedoeld, niet plaatsvinden. De door belanghebbende met betrekking tot de PRI-therapie overgelegde stukken geven alleen enig inzicht in de visie en de missie van de PRI, de exclusiviteit van het gebruik van de aanduiding PRI en de wijze waarop A dat gebruik heeft geïnstitutionaliseerd.
De omstandigheden dat A toezicht en/of supervisie uitoefent op het handelen van PRI-therapeuten en dat cliënten tevreden zijn over de door belanghebbende gegeven therapie, nopen niet tot een ander oordeel.
Slotsom
6.7. De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd.
7. Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de kosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
8. Beslissing
Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Aldus gedaan door mrs. D.B. Bijl, voorzitter, E.M. Vrouwenvelder en B.A. van Brummelen, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. V.M. Maat als griffier. De beslissing is op 14 juni 2012 in het openbaar uitgesproken. De uitspraak is wegens afwezigheid van de voorzitter door de oudste raadsheer ondertekend.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten. |