RECHTBANK ARNHEMSector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
registratienummers: AWB 10/161, 10/163 en 10/4005
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 28 augustus 2012
inzake
[X] B.V., eiseres,
tegen
de inspecteur van de Belastingdienst/Oost, kantoor Almelo, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiseres de volgende naheffingsaanslagen omzetbelasting en beschikkingen heffingsrente opgelegd:
• een naheffingsaanslag omzetbelasting (aanslagnummer [000] en dagtekening 13 november 2006) over het tijdvak 1 januari 2004 tot en met 31 december 2005 van € 642.582. Tevens is bij beschikking € 45.052 aan heffingsrente in rekening gebracht;
• een naheffingsaanslag omzetbelasting (aanslagnummer [001].F.01.4501 en dagtekening 27 november 2007) over het tijdvak 1 januari 2002 tot en met 31 december 2004, van € 13.282. Tevens is bij beschikking € 1.848 aan heffingsrente in rekening gebracht;
• een naheffingsaanslag omzetbelasting (aanslagnummer [001].F.01.6501 en dagtekening 24 maart 2010) over het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006 van € 98.046. Tevens is bij beschikking
€ 13.967 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Bij afzonderlijke uitspraken op bezwaar van 9 december 2009 heeft verweerder de naheffingsaanslagen omzetbelasting en de beschikkingen heffingsrente met betrekking tot de jaren 2002 tot en met 2005 gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 12 januari 2010, ontvangen door de rechtbank op 13 januari 2010, beroep ingesteld. De beroepen zijn bij de rechtbank geregistreerd onder de nummers AWB 10/161 en AWB 10/163.
Bij verminderingsbeschikking van 23 april 2010 heeft verweerder de naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2004 tot en met 31 december 2005 verminderd tot € 632.414 en het bedrag van de heffingsrente nader vastgesteld op € 44.342.
Bij uitspraak op bezwaar van 15 oktober 2010 heeft verweerder de naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006 en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.
Eiseres heeft bij brief van 5 november 2010, ontvangen door de rechtbank op 8 november 2010, beroep ingesteld tegen deze uitspraak op bezwaar. Het beroep is bij de rechtbank geregistreerd onder het nummer AWB 10/4005.
Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en verweerschriften ingediend.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juli 2012 te Arnhem. Namens eiseres zijn daar verschenen [A], directeur, bijgestaan door mr. [gemachtigde], verbonden aan [B], gevestigd te [Q], als gemachtigde en [C]. Namens verweerder zijn verschenen mr. [gemachtigde], mr. [D] en mr. [E].
Partijen hebben ter zitting pleitnota’s voorgedragen en afschriften daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij.
2. Feiten
Eiseres houdt zich bezig met de in- en verkoop van personenauto’s. Enig aandeelhouder en bestuurder van eiseres is [A] (hierna: [A]).
Vanaf april 2004 heeft eiseres, via Duitse autohandelaren (onder meer [G] GmbH en [H] GmbH) en Spaanse vennootschappen ([I] SL, [J] S.L., [K] S.L. en [L] S.L.), jonge gebruikte auto’s uit Duitsland ingekocht. Het betrof auto’s die oorspronkelijk zijn gebruikt door ondernemers die de hen ter zake van de levering in rekening gebrachte omzetbelasting hebben afgetrokken (zogenoemde btw auto’s).
De door eiseres ingekochte auto’s werden eerst door de Duitse handelaren als een intracommunautaire levering tegen het nultarief gefactureerd aan een Spaanse vennootschap. Vervolgens zijn de auto’s door de betreffende Spaanse vennootschap aan eiseres gefactureerd. De Spaanse vennootschap heeft op de factuur vermeld dat de margeregeling van toepassing was. Eiseres heeft daarom voor deze auto’s geen omzetbelasting aangegeven ter zake van een intracommunautaire levering.
Eiseres heeft de auto’s eveneens met toepassing van de margeregeling voor het overgrote deel doorverkocht aan autohandelaar [M] B.V. te [S] (hierna: [M]). De auto’s zijn in Duitsland door de handelaar aan een vertegenwoordiger van eiseres overgedragen. Vervolgens zijn de auto’s rechtstreeks van Duitsland naar Nederland vervoerd.
Op 6 februari 2006 heeft verweerder een boekenonderzoek ingesteld bij eiseres. Onderzocht is de aanvaardbaarheid van onder meer de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2002 tot en met 31 december 2005. Tijdens het onderzoek is bij de controleambtenaren [N] en [O] het vermoeden ontstaan dat eiseres ten onrechte de margereling heeft toegepast ter zake van de uit Duitsland afkomstige gebruikte auto’s en opzettelijk te weinig omzetbelasting heeft aangegeven over de jaren 2004 tot en met 2006. Volgens de controleambtenaren zijn de auto’s ten onrechte als marge auto aan eiseres geleverd en door haar doorgeleverd.
Naar aanleiding hiervan is de Belastingdienst/FIOD-ECD (hierna: FIOD) omstreeks 20 juni 2006 gestart met een strafrechtelijk onderzoek. De bevindingen hiervan zijn neergelegd in een Overzichtsproces-verbaal van 4 april 2007.
Tijdens het strafrechtelijke onderzoek zijn onder meer de volgende bescheiden op het bedrijfsadres van eiseres aangetroffen:
• Originele facturen van [G] GmbH aan de Spaanse vennootschappen;
• 13 blanco facturen van [J] S.L.;
• Bestelbonnen van de Spaanse vennootschappen.
In het Overzichtsproces-verbaal (hierna: OPV) is vermeld dat [A] (verdachte V2) tijdens zijn verhoor van 30 januari 2007 (V2-01) onder meer het volgende heeft verklaard:
“ Wat in Spanje gebeurd, dat weet ik niet. Ik weet niet hoe het daar gedaan wordt, anders
zou ik het zelf in Spanje kunnen doen. Ik weet alleen dat de auto’s als BTW auto uit
Duitsland weggaan, en bij mij als marge auto weer binnenkomen; (…)”
“ (…) Het moet over Spanje lopen vanwege de BTW. Omdat de auto’s van exclusief BTW,
naar marge auto’s, veranderen. Maar dat doen de Spanjaarden. Het voordeel is, dat ik
over een marge auto geen BTW in rekening hoeven te brengen. Hoe ze dat in Spanje
doen, ik zou het niet weten. Je mag niet zomaar een BTW auto in een marge auto
veranderen. Dat weet ik wel. Ik weet niet wat daar gebeurd in Spanje. Maar omdat ik
weet dat die auto’s in Spanje van BTW-auto’s in marge auto’s veranderen, laat ik ze via
Spanje lopen. Dat is mijn voordeel. De auto’s zijn dan wat goedkoper. Die bedrijven
hebben een officieel BTW nummer. Ik heb ook uittreksels van die Spaanse firma’s. (…)”
“ (…) [J] koopt auto’s in Duitsland, en vragen vervolgens om een factuur.
Ze vragen via mij, aan Duitsland om een factuur. Ik spreek beter Duits als de
Spanjaarden. Ik stuur een formulier aan [J], en aan de leverancier, waarop
staat wat er op de facturen moet komen te staan. Ik bestel de auto in Spanje. Dat heb ik
dan van [J] gehoord, dat ze een bepaalde auto hebben. Die auto’s heb ik in
Duitsland gevonden. Vervolgens vraag ik aan [J], of zij die auto’s willen kopen. Ik
stuur vervolgens een bestelbon van [J] aan de dealer, maar die bon gaat ook
naar [J]. Ik maak eigenlijk voor [J] de bestelbon aan de Duitse dealer. Dat
doe ik voor hun. Dat is makkelijke voor de Spanjaarden om alles te controleren. Ik zie
auto’s voor een bepaalde prijs staan. Ik geef dat door aan [J], die verder
onderhandeld met de Duitse handelaar. Daar ben ik niet bij betrokken. Ik weet niet hoe
de prijs verder tot stand komt. Ik zie de facturen tussen de Duitse dealer en [J]
natuurlijk niet. Ik zie alleen de facturen IVA-includo van [J] aan [X]
Ik weet natuurlijk wel voor welk bedrag de auto’s op Internet hebben gestaan, dat
kan iedereen zien (…)”
“ (…) Het eerste contact met [M] om het op deze manier te doen was op mijn initiatief. Ik wist uit Frankrijk hoe dat ging. Ik weet niet meer precies wat ik [M] verteld heb, maar hij wilde niet weten hoe het zat. Hij wilde met Spanje niets te maken hebben, en wilde ook geen geld naar Spanje overboeken. Maar dat hoefde ook niet. Hij kreeg gewoon een keurige Nederlandse marge-factuur van [X] B.V. Hoe [X] B.V. het deed, zal hem worst wezen, eigenlijk net zo als ik met die Spaanse firma’s Als dat al zo lang gebeurd, dan zal het wel goed wezen. (…)”
“[I] in Spanje verdient hier per auto ongeveer 500 Euro. Die auto gaat niet naar Spanje. Die Spanjaarden moeten alleen een marge factuur maken. Daar krijgen ze die 500 Euro voor. Dat is toch lekker verdiend? Ook de geldstroom loopt over Spanje. Maar ze hoeven alleen een overboeking te doen. Hun verdienen er meer aan als Ik. Dus de verandering van BTW auto naar marge auto, gebeurd uitsluitend door de factuur aan te passen. In Nederland zou ik dat zelf niet durven doen. In Nederland zou de fiscus dat binnen een jaar doorhebben. Hoe het in Spanje gaat, weet ik niet. (…)”
“Ik weet al dat [I] op die CMR staat. Dat wil [G] zo hebben.
Dat is voor het eerst dat ik het zo zie. De chauffeur denkt dat hij naar Spanje moet, maar
wordt verteld dat hij richting Nederland moet. Ik denk door [G]. Ik vertel hem
dan, ga maar naar [S], dan krijg je 50 Euro. Die chauffeur heeft mijn
telefoonnummer van [G], en belt mij dan als hij de grens over is. Vervolgens
vertel ik hem waar hij in Nederland naar toe moet. Dat was alleen maar [M],
dus op het laatst wist de chauffeur de weg wel. [G] wil waarschijnlijk
dat er een Spaans koper of ontvanger op de CMR staat, omdat zij aan Spanje
factureren. Bij [M] zal die bon afgetekend zijn. Deze bon, waar ik de doorslag
van zie, zal opgemaakt zijn door de betreffende transporteur, in opdracht van [G]. Ik denk dat ook [G] wel weet dat die auto’s niet echt naar Spanje gaan.
[G] betaald dat transport, ik betaal het niet, dus dan moet hij het wel zijn. Ik
weet eigenlijk niet meer hoe ik die 50 Euro aan de chauffeur betaalde nu u mij dat zo
vraagt. Misschien kreeg ik een extra toeslag gefactureerd van die [F], transporteur. Dat
weet ik niet, dat zou ik na moeten kijken. Ik moest 50 Euro voor het meertransport van
[R] naar [S] betalen. Zo zat het in elkaar. (…)”
“ (…) Ik maak die bestelbon van [J] voor [H] bij mij in [R] op. Dat doe ik zodat die Spanjaarden het IBAN nummer en de SWIFT code hebben en dergelijke. Dat is makkelijker voor die Spanjaarden. Ik spreek beter Duits. Als jullie mij vragen of dit niet vreemd is, dan zeg ik dat het inderdaad geen normale handelswijze is.”
(…)
“Ik doe dat voor elke bestelling die ik in Duitsland gedaan heb als service voor [J]. Ook voor [K] heb ik dat gedaan. Ook voor [I] verrichte ik die service. Nogmaals, het is niet de gewone gang van zaken. Daardoor verliep het sneller, anders kwam je weer onder op de stapel bij die Spanjaarden. Ze hebben daar eigenlijk gewoon een bedrijf in het veranderen van facturen van BTW auto’s in marge auto’s. Die Spanjaarden krijgen van mij opdracht wat ze op de bestelbon naar Duitsland moeten zetten. Ik laat die Spanjaarden voor mij die auto op papier kopen. Ik weet ook de prijs die ik op de bestelbon zet. Dat is de inkoopprijs van [J]. Die heb ik op het internet gevonden. Ik heb niet over die prijs onderhandeld met [H]. Het is inderdaad vreemd dat die inkoopprijs op die bon staat. Als u mij vraagt waarom ik dan niet gewoon de IBAN nummers of de BIC code als service doorgeef dan zeg ik dat ook had gekund. Voor wat betreft die auto’s die ik via Spanje laat lopen, bepaal ik wat er op die bestelbon moet komen te staan naar de firma [H]. Stel je voor dat ik aan die Spanjaarden mondeling doorgeef welke auto ze voor mij moeten kopen bij [H], als ze zich dan vergissen in chassisnummer, dan krijgen zij de verkeerde auto. Vervolgens krijg ik dan ook de verkeerde auto, en heb ik een probleem. Daarom help ik die Spanjaarden. Als ik de bestelbon om alle problemen te voorkomen zelf naar Duitsland zou sturen, en niet op naam van [J], dan heb ik een BTW probleem. Dan is het geen marge auto meer. Daarom maak ik die bestelbonnen op onder de naam van [J], en verstuur die per fax zowel naar Spanje, als ook naar Duitsland. Dan weet zowel Duitsland als Spanje precies over welke auto het gaat. Dat is nu eenmaal mijn werkwijze”.
(…)
“lk weet het. Ik weet dat het om een BTW auto gaat, die ik, althans [X] naar [M] als marge auto factureer. Maar volgens mij kan dat omdat ik van die Spanjaarden gewoon een factuur IVA includo krijg. Die Spanjaarden hebben mij dit aangeboden, en ik heb gedurende een paar jaar gebruikt gemaakt van die constructie. Dat wordt in Frankrijk dagelijks gedaan. Ik ben daar achter gekomen door mijn Franse bedrijf. Ik spreek dan met die Spanjaarden af dat ik hun een factuur doe toekomen, waarna hun een factuur aan mij moeten maken, IVA includo. Hun zeggen dat dat mag. Ik bepaal wat die Spaanse firma inkoopt, dat moet ook wel, want ik heb die auto dan al verkocht. [M] heeft dan zelfs al betaald. Ik heb al eerder gezegd dat ik die auto’s in Duitsland uitzoek. Die Spaanse firma kan die auto ook alleen aan mij verkopen. Ik heb hem immers al betaald, daarom moest [M] van tevoren betalen.”
“(…) Nogmaals ik heb die auto’s dan al verkocht aan [M],
vanwege de exclusiviteit. Ik bepaal gewoon. Ik weet ook de prijs die [J] aan
mij rekent van tevoren. Voor het veranderen van die auto in een marge auto en het
doorsluizen van het geld rekenen ze ongeveer 500 tot 700 Euro. Dat vind ik goed
betaald, voor het maken van een factuur en een overboeking. (…)”
“(…) Ik weet niet wat die originele facturen of briefhoofden van [J] in mijn
administratie doen, en inderdaad heb ik zelf die bestelbonnen van Spanje aan Duitsland gemaakt, als service. (…)”
“Al die bedrijven hadden die service nodig, waar ik het al eerder over had. Ik heb
inderdaad al die bestelbonnen opgemaakt in de veronderstelling dat de werkwijze van
die Spaanse firma’s correct was.”
(…)
“Daar heeft [P] per ongeluk de naam van [X] B. V. als koper
gefactureerd. Ik denk dat het komt omdat ik de auto’s uitgezocht heb in Duitsland, en dat
die mevrouw daar dacht dat ik ze gefactureerd moest krijgen. Ik heb [P]
vervolgens opdracht gegeven om die auto’s aan [K] te factureren.”
(…)
“Inderdaad, deze auto’s zijn in Spanje veranderd in marge auto’s. Op de bijgevoegde
fahrzeugbriefe kun je zien dat die auto’s bij een ondernemer vandaan komen, en dus
BTW auto zijn.”
“Die auto’s zijn rechtstreeks van Duitsland naar Nederland gegaan. Dat zijn die auto’s
die op papier over Spanje gegaan zijn. Ik kan ze moeilijk zelf transporteren.”
(…)
“(…) Ik doe wel van alles voor die Spanjaarden, maar dat doe ik als service. Ik laat die auto’s inderdaad via Spanje lopen om van BTW auto’s marge auto’s te laten maken, maar dat doen die Spanjaarden. Ik doe dat heus niet alleen. Ik weet dat er wel 80.000 auto’s via Spanje uit Duitsland naar
Frankrijk gaan. Ik heb een constructie gevonden in Spanje, die ik voor Nederland
gebruikt heb. Ik ben door mijn internationale contacten misschien een beetje slimmer
dan de andere Nederlandse autohandelaren. Het komt gewoon door mijn contacten. Het
komt ook omdat ik bereid ben 18 uur per dag te werken. In Frankrijk kan het ook
gewoon, de rechtbank in [T] heeft die handelaar vrijgesproken. Die auto’s lopen
alleen over Spanje om de BTW te ontduiken. Dat hebben die Spanjaarden
uitgevonden. Die hebben mij gezegd, wij kunnen dat, wij mogen dat. Ik heb de
constructie alleen in Nederland geïntroduceerd.”
In het OPV is op bladzijde 19 onder meer het volgende vermeld:
“ Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat:
• [A] (V2) BTW auto’s uitzoekt in Duitsland.
• [A] (V2) weet dat het om BTW auto’s gaat omdat de auto’s afkomstig zijn van
ondernemers als bijvoorbeeld verhuur- en leasebedrijven.
• [A] (V2) die auto’s dan al verkocht heeft aan [M] B.V. in
[S] als marge auto.
• [A] (V2) vervolgens bepaald dat de door hem uitgezochte auto’s via Spanje
gaan.
• [A] (V2) deze constructie gebruikt omdat hij weet dat de auto’s in Spanje van
BTW-auto in marge auto’s veranderen.
• [A] (V2) weet dat dit een papieren transactie betreft, omdat de auto’s
rechtstreeks van Duitsland naar Nederland gaan.
• [A] (V2) opdracht geeft aan transporteurs om CMR’s te vervalsen, zodanig
dat het lijkt of de auto’s werkelijk via Spanje gaan.
• [A] (V2) zowel de papieren inkoop als de verkoop voor de Spaanse firma’s
bepaald.
• [A] (V2) voor de Spaanse firma’s uitvoerverklaringen en bestelbonnen
opmaakt op een computer te [R].
• [A] (V2) dat zou doen als serviceverlening voor de Spaanse firma’s.
• Bij het bedrijfsadres van [X] B.V. (V1) blanco facturen zijn
aangetroffen van [J] uit Spanje.
• Bij het bedrijfsadres van [X] B.V. inkoopfacturen van Spaanse firma’s
zijn aangetroffen, die zich normaal gesproken in de administratie van die betreffende
bedrijven zouden moeten bevinden.
Uit het onderzoek komt naar voren dat [A] (V2) de hele handel aanstuurt en regelt
met als doel BTW auto’s op papier in marge-auto’s te laten veranderen die [A]
(V2) goedkoop op de Nederlandse markt aan de man kan brengen.
[A] (V2) weet daarbij steeds dat als hij een en ander via Spanje laat lopen de
Spaanse firma’s hem in zijn opdracht een marge factuur zouden sturen.
[A] (V2) heeft verklaard dat hij weet dat er in Spanje uitsluitend administratieve
handelingen plaatsvinden, namelijk het opmaken van margefacturen voor door hem
aangeleverde BTW-auto’s, en doorboekingen van betalingen.
[A] (V2) weet dat hij auto’s verkoopt die hij in de aangiften omzetbelasting
verwerkt of laat verwerken als marge auto, terwijl hij ervan de hoogte is dat het feitelijk
om een BTW auto gaat.”
Bij brief van 31 oktober 2006 is door de officier van justitie aan verweerder toestemming gegeven om de gegevens uit het strafrechtelijk onderzoek te gebruiken.
Daarna is het boekenonderzoek voortgezet. Van de bevindingen is een controlerapport opgemaakt met dagtekening
28 augustus 2007.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres voor de uit Duitsland afkomstige gebruikte auto’s ten onrechte de margeregeling heeft toegepast. Het bedrag aan na te heffen omzetbelasting heeft verweerder als volgt berekend (zie ook p. 22 van het verweerschrift in procedurenummer 10/163).
Voor het jaar 2004:
– Nageheven over margeverkopen
+ niet verantwoorde verkopen van 4 auto’s
–/ in administratie verwerkte af te dragen BTW € 487.397
– Verschil met in aangifte en in administratie
verwerkte BTW (€ 20.641 –/ € 25.810) € 5.169 –/
Vermindering naheffing 2004 tot € 482.228
Voor het jaar 2005:
– Nageheven over margeverkopen
–/ in administratie verwerkte af te dragen BTW € 166.705
– Verschil met in aangifte en in administratie
verwerkte BTW € 4.999 –/
Vermindering naheffing 2005 tot € 161.706
In verband hiermee heeft verweerder bij verminderingsbeschikking van 23 april 2010, met toepassing van artikel 6:18 van de Awb, de naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2004 tot en met 31 december 2005 verminderd met
€ 10.168 tot € 632.414. De beschikking heffingsrente is dienovereenkomstig verminderd.
In februari 2010 is verweerder gebleken dat voor het jaar 2006 nog geen naheffingsaanslag omzetbelasting was opgelegd. Daarom is met dagtekening 24 maart 2010 alsnog een bedrag van € 98.046 aan omzetbelasting voor 2006 nageheven.
3. Geschil
In geschil is of de naheffingsaanslagen terecht en tot de juiste bedragen aan eiseres zijn opgelegd. Dit geschil spitst zich toe op de toepassing door eiseres van de margeregeling op de doorlevering van de uit Duitsland afkomstige auto’s.
Tussen partijen is niet in geschil dat deze auto’s voor de heffing van omzetbelasting als gebruikte goederen als bedoeld in artikel 28b, van de Wet op de omzetbelasting 1968 kunnen worden aangemerkt.
4. Beoordeling van het geschil
Voor de vraag of eiseres terecht de zogenoemde margeregeling heeft toegepast op de doorlevering van de in geding zijnde auto’s aan [M] is in de eerste plaats van belang of de desbetreffende Duitse autohandelaar de auto’s rechtstreeks aan eiseres dan wel aan een Spaanse vennootschap heeft geleverd, die vervolgens de auto’s aan eiseres heeft geleverd.
Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie strekt het begrip ‘levering van goederen’ zich uit tot elke handeling houdende overdracht van een lichamelijke zaak door een partij, die de andere partij in staat stelt daadwerkelijk daarover te beschikken als ware zij eigenaar van die zaak, en dat het aan de nationale rechter is om van geval tot geval aan de hand van de feitelijke omstandigheden te bepalen of sprake is van een overdracht van de macht om als een eigenaar over een goed te beschikken (zie onder meer HvJ EU 8 februari 1990, Safe Rekencentrum B.V., C-320/88, BNB 1990/271, V-N 1990/2127).
De vraag die de rechtbank dus moet beantwoorden is of, gelet op de omstandigheden van het geval, de auto’s door de Duitse vennootschappen zijn geleverd aan de Spaanse vennootschappen. Hiervoor is vereist dat deze laatste vennootschappen de macht hebben gehad om als eigenaar over de auto’s te beschikken. Dit is, gelet op de verklaringen van [A] en de overige bevindingen tijdens het strafrechtelijk onderzoek, naar het oordeel van de rechtbank niet het geval.
[A] heeft namens eiseres zogenoemde BTW auto’s in Duitsland gekocht. Eiseres heeft deze auto’s vervolgens ongeveer tezelfder tijd aan [M] verkocht. De auto’s zijn door een vertegenwoordiger van eiseres in Duitsland in ontvangst genomen en rechtstreeks van Duitsland naar Nederland, naar [M], vervoerd. De werkzaamheden van de Spaanse vennootschappen bestonden slechts uit het, in opdracht van eiseres, verrichten van de volgende werkzaamheden:
– opmaken van een factuur met toepassing van de margeregeling ten name van eiseres;
– overmaken van het bedrag dat de betreffende Spaanse vennootschap van eiseres heeft ontvangen, aan de Duitse verkoper.
De bestelbonnen voor de Spaanse vennootschappen werden door [A] opgemaakt en per fax naar Duitsland en Spanje verstuurd. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de Spaanse vennootschappen op geen enkel moment als eigenaar over de auto’s hebben kunnen beschikken. De levering aan de Spaanse vennootschappen heeft, zoals [A] overigens ook zelf heeft verklaard, slechts op papier plaatsgevonden. Nu geen sprake is geweest van een levering aan de Spaanse vennootschappen, kunnen deze Spaanse vennootschappen de auto’s ook niet met toepassing van de margeregeling aan eiseres leveren.
De rechtbank overweegt verder dat vast staat dat de auto’s in verband met de levering van Duitsland naar Nederland zijn vervoerd en dat eiseres wel de macht heeft gehad om als eigenaar over de auto’s te beschikken. Als gevolg hiervan heeft er een levering van de betreffende ondernemer in Duitsland aan eiseres plaatsgevonden.
Voorts is niet in geschil dat de auto’s die eiseres bij de autohandelaren in Duitsland heeft gekocht BTW auto’s zijn. Als gevolg hiervan wordt niet voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van de margeregeling. Dat voor deze BTW auto’s in opdracht van eiseres in Spanje margefacturen zijn opgemaakt is daarbij niet van belang. In de margeregeling is immers niet vermeld dat het opmaken van een factuur voldoende is om van een BTW auto een marge auto te maken.
Dit brengt mee dat eiseres ter zake van een intracommunautaire verwerving in Nederland omzetbelasting verschuldigd is geworden. Met betrekking tot de ter zake van de intracommunautaire verwerving verschuldigde belasting is tussen partijen niet in geschil dat eiseres die in aftrek kan brengen.
De rechtbank overweegt verder dat, nu sprake is van BTW auto’s, op de levering van deze auto’s door eiseres aan [M] ten onrechte de margeregeling is toegepast. Als gevolg hiervan heeft eiseres te weinig omzetbelasting op de facturen in rekening gebracht. De naheffingsaanslagen zijn terecht aan eiseres opgelegd.
De door eiseres overgelegde stukken maken dit niet anders, reeds omdat geen enkel stuk betrekking heeft op de feiten en omstandigheden zoals die zich in deze zaak hebben voorgedaan. Dat de Spanjaarden de constructie hebben uitgevonden is evenmin relevant. Ook is voor deze zaak niet van belang hoe de Spaanse rechter ertegenaan kijkt. Vastgesteld moet worden of de naheffingsaanslagen terecht aan eiseres zijn opgelegd. Voor een oordeel daarover is de Nederlandse rechter bevoegd.
Voor wat betreft de hoogte van de naheffingsaanslagen overweegt de rechtbank als volgt.
Verweerder heeft bij het berekenen van de naheffingsaanslagen rekening gehouden met de reeds in de aangifte verwerkte af te dragen BTW. Voor het tijdvak 1 januari 2004 tot en met 31 december 2005 was hiermee echter nog niet volledig rekening gehouden. In verband daarmee heeft verweerder bij verminderingsbeschikking van 23 april 2010 de naheffingsaanslag over dat tijdvak verminderd tot € 632.414. Dit nadat hij deze bij uitspraak op bezwaar van 9 december 2009 al had gehandhaafd.
De Hoge Raad heeft op 20 januari 2012 (nr. 10/02678, LJN: BT1516) beslist dat het stelsel van wettelijke bepalingen die het beroep in belastingzaken regelen, meebrengt dat met het doen van uitspraak op een bezwaarschrift de behandeling van het bezwaar eindigt. Dit betekent in dit geval dat aan de verminderingsbeschikking niet het rechtsgevolg toekomt dat verweerder daarmee voor ogen had, te weten het wijzigen van de uitspraak op bezwaar van 9 december 2009. Als gevolg hiervan is het beroep van eiseres tegen de naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2004 tot en met 31 december 2005 gegrond en zal de rechtbank de naheffingsaanslag handhaven op het bedrag waarop deze bij verminderingsbeschikking is vastgesteld. De beroepen tegen de overige naheffingsaanslagen zijn ongegrond.
Nu eiseres geen afzonderlijke gronden tegen de beschikking heffingsrente heeft aangevoerd, zal de in rekening gebrachte heffingrente worden vastgesteld op het bedrag waarop deze bij verminderingsbeschikking is vastgesteld.
5. Proceskosten
De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het bezwaar en beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.196 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting, met een waarde per punt van € 161, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 1). Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.
6. Beslissing
De rechtbank:
– verklaart de beroepen tegen de naheffingsaanslagen omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2002 tot en met 31 december 2004 en over het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006 ongegrond;
– verklaart het beroep tegen de naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2004 tot en met 31 december 2005 gegrond;
– vernietigt de daarop betrekking hebbende uitspraak op bezwaar;
– handhaaft deze naheffingsaanslag tot het bedrag van de verminderingsbeschikking van € 632.414;
– stelt de heffingsrente vast op het bedrag van de verminderingsbeschikking;
– bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
– veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 1.196;
– gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 297 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C.G.J. van Well, voorzitter, mr. F.M. Smit en mr. D.B. Bijl, rechters, in tegenwoordigheid van drs. R.P.M. Lemmen, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Uitgesproken in het openbaar op: 28 augustus 2012
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 – bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 – het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep. |