GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDENlocatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.117.299/01
(zaaknummer rechtbank Zwolle-Lelystad 198407 KZ ZA 12-98)
arrest in kort geding van de tweede kamer van 12 februari 2013
in de zaak van
Coöperatieve vereniging van eigenaren Chaletpark Het Stoetenslagh U.A.
gevestigd te Rheezerveen,
appellante,
in eerste aanleg eiseres,
hierna: CVE,
advocaat: mr. G.M. Volkerink, kantoorhoudend te Kampen,
tegen:
[geïntimeerde 1],
en
[geïntimeerde 2],
beiden wonende te [woonplaats],
geïntimeerden,
in eerste aanleg gedaagden,
hierna: [geïntimeerden],
advocaat: mr. H.J. Schaatsbergen, kantoorhoudend te Zwolle.
Het geding in eerste aanleg
1. In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis van 22 oktober 2012 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Zwolle (hierna: de voorzieningenrechter).
Het geding in hoger beroep
2.1 Het verloop van de procedure is als volgt:
– de dagvaarding in hoger beroep van 14 november 2012, waarin één grief is opgenomen,
– de memorie van antwoord.
2.2 Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
2.3 De vordering van CVE luidt:
“I. het vonnis in kort geding waarvan hoger beroep wordt ingesteld, te vernietigen en zon nodig onder aanvulling van de rechtsgronden opnieuw recht doende de vorderingen van appellante (zoals in eerste aanleg geformuleerd) toe te wijzen, alsmede
II. geïntimeerde te veroordelen om al hetgeen appellante ter uivoering van het bestreden vonnis aan geïntimeerde heeft voldaan aan appellante terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot de dag van terugbetaling;
III. geïntimeerde te veroordelen in de kosten van beide instanties, te vermeerderen met de nakosten ten belope van € 131,00 dan wel indien betekening van het dit arrest plaatsvindt, op € 199,00, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen arrest en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening; indien betekening wel noodzakelijk zal blijken;
IV. één en ander, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad.”
2.4 Gelet op artikel CIII van de Wet herziening gerechtelijke kaart (Staatsblad 2012, 313) wordt in deze voor 1 januari 2013 aanhangig gemaakte zaak uitspraak gedaan door het hof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden.
De beoordeling
De feiten
3.1 Tegen de weergave van de vaststaande feiten in rechtsoverweging 2 (2.1 tot en met 2.4) van genoemd vonnis is geen grief ontwikkeld en ook anderszins is niet van bezwaren daartegen gebleken, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan.
Deze feiten, aangevuld met feiten die in hoger beroep als gesteld en onvoldoende weersproken zijn komen vast te staan, luiden:
3.2 Op 10 februari 2004 hebben [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] de vennootschap onder firma het Stoetenslagh V.O.F. opgericht (hierna: de VOF).
3.3 De gezamenlijke vennoten, [geïntimeerden], hebben kavels, bestemd voor de plaatsing van een chalet, verkocht en geleverd aan derden (hierna: de chaleteigenaren). Deze kavels zijn gelegen aan [adres] te [woonplaats] en zijn bekend onder de naam Chaletpark
Het Stoetenslag (hierna: het chaletpark). [geïntimeerden] zijn eigenaar gebleven van de infrastructuur van het chaletpark.
3.4 In de koopovereenkomsten die de [geïntimeerden] als vennoten met de chaleteigenaren hebben gesloten is in artikel 7 onder meer het volgende bepaald:
“I. Erfdienstbaarheden.
Ten behoeve van het verkochte (het heersende erf)en ten laste van het gedeelte van het perceel dat eigendom van de eigenaar blijft worden de volgende erfdienstbaarheden gevestigd.(…) De eigenaar van het heersende erf heeft het recht om het wegennet en de parkeerplaats van het dienende erf te gebruiken (…) Verder heeft de eigenaar van het heersende erf het recht water en energie door leidingen die in het dienende erf liggen te betrekken. Dit geldt ook voor de afvoer van afvalwater en het hebben van een centraal antennesignaal. de eigenaar van het dienende erf is en blijft eigenaar van genoemde voorzieningen. Hij moet zorgen voor het aanleggen en onderhouden van de voorzieningen die nodig zijn voor de uitoefening van de erfdienstbaarheden. In het reglement is de vergoeding voor de eigenaar geregeld. De verplichtingen, die de eigenaar van het dienende erf heeft, zijn de aanleg, het goed onderhouden en de vervanging van:
– de wegen;
– leidingen voor water en energie, riolering en een centraal antennesignaal;
– bomensingels en andere groenvoorzieningen;
– een vijver en parkeerterrein;
– een toegangshek, dat geopend kan worden met een pasje;
– terreinverlichting
(…)
3.5 De VOF heeft beheersovereenkomsten gesloten met de chaleteigenaren, waarin onder meer het volgende is opgenomen:
“Op grond van die erfdienstbaarheid heeft de eigenaar van het dienende erf de verplichting tot het goed onderhouden en zonodig vervangen van:
(…)
Tussen de beheerder en de eigenaar is de volgende beheersovereenkomst gesloten:
1. de beheerder voert de verplichtingen uit zoals hiervoor omschreven;
2. de beheerder houdt toezicht op het park;
3. de beheerder onderhoudt de niet verkochte kavels;
4. per kavel ontvangt de beheerder jaarlijks een vergoeding van ZEVENHONDERD VIJFTIG GULDEN (f.750,00) voor de verplichtingen uit de erfdienstbaarheid en de onder 2 en 3 genoemde verplichtingen en het gebruik, zoals omschreven in artikel 10. (…)
5. voor voorzieningen voor opslag van huisvuil en de afvoer daarvan, alsmede voor de ontvangst via het centraal antennesignaal, ontvangt de beheerder een vergoeding van TWEEHONDERD VIJFTIG GULDEN (f.250,00) per kavel. Dit bedrag zal worden aangepast aan het verloop van de tarieven voor afvoer van huisvuil en de ontvangst via het centraal antennesignaal;
(…)
7. de levering van water en energie loopt via de beheerder. Elk chalet heeft een tussenmeter. De eigenaar moet maandelijks een door de beheerder in overleg met de Coöperatieve Vereniging van Eigenaren Chaletpark het Stoetenslagh U.A. vast te stellen voorschot betalen. Jaarlijks vindt een eindafrekening plaats. Partijen zullen elkaar over en weer al die informatie moeten geven om tot een juiste eindafrekening en vaststelling van het voorschot te komen;
8. De beheerder moet jaarlijks per kavel EENHONDERD GULDEN (f.100,00) reserveren op een aparte rekening. De Coöperatieve vereniging krijgt elk jaar een overzicht van die rekening. De bestemming van die rekening is het instandhouden en onderhouden van de infrastructuur. De vereniging kan verlangen dat de gelden op die rekening daarvoor worden gebruikt. Bij overdracht van de infrastructuur gaat de rekening over op de nieuwe verkrijger. Indien de beheerder de rekening niet overeenkomstig de bestemming beheert, vervalt het tegoed op de rekening aan de vereniging.”
3.6 De VOF is op 3 oktober 2008 ontbonden.
Het geschil en de beslissing van de voorzieningenrechter
4.1 De CVE heeft aangevoerd dat [geïntimeerden] hun verplichtingen uit de beheersovereenkomst niet nakomen en geen inzage geven in de verschillende kosten. De CVE gaat ervan uit dat de chaleteigenaren teveel aan [geïntimeerden] hebben betaald. De CVE wil een bodemprocedure wegens onverschuldigde betaling tegen [geïntimeerden] aanhangig maken en vordert in dat kader in kort geding dat [geïntimeerden] worden veroordeeld om binnen drie dagen aan de CVE te verstrekken:
– afschriften van overzichten van de tarieven voor afvoer van huisvuil en de ontvangst via
het centraal antennesignaal over de jaren 2006 tot en met heden;
– bankafschriften waaruit de jaarlijkse kosten van water en energie blijken over de jaren
2006 tot en met heden;
– afschriften van de bankrekening waarop de in artikel 8 Beheersovereenkomst bedoelde
gereserveerde gelden staan;
één en ander op straffe van een dwangsom van € 1.250,00 per dag of dagdeel dat [geïntimeerden] na betekening van de uitspraak in gebreke blijft met het verstrekken van deze informatie en met veroordeling van [geïntimeerden] in de kosten van het geding.
4.2 Tegen [geïntimeerde 2] is in eerste aanleg verstek verleend. [geïntimeerde 1] heeft verweer gevoerd. Hij heeft onder meer betoogd dat de VOF is overgegaan in de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Vakantiepark het Stoetenslagh B.V. (hierna de BV) en dat het beheer en de administratie van het chaletpark thans in handen zijn van de BV.
4.3 De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de CVE afgewezen, met veroordeling van de CVE in de proceskosten. Daartoe heeft hij overwogen dat de CVE niet heeft weersproken dat de VOF is “overgegaan” in de BV en dat de BV het beheer en de administratie van het chaletpark voert zodat de CVE haar vorderingen ten onrechte tegen [geïntimeerden] heeft ingesteld. Dat [geïntimeerden] als vennoten hoofdelijk aansprakelijk zijn voor schulden van de (ontbonden) VOF leidt niet tot een ander oordeel omdat de vorderingen geen betrekking hebben op voldoening van een schuld van de VOF, aldus de voorzieningenrechter.
Spoedeisend belang
5.1 Het spoedeisend belang is, ook in dit hoger beroep, met de aard van het gevorderde gegeven.
De bespreking van de grief
6.1 De grief is gericht tegen het hiervoor in rechtsoverweging 4.3 weergegeven oordeel van de voorzieningenrechter.
6.2 De CVE benadrukt dat de rechten en verplichtingen die de VOF uit hoofde van de beheersovereenkomst heeft, nimmer zijn overgedragen aan de BV. [geïntimeerden] hebben jegens de chaleteigenaren nooit melding gemaakt van een zodanige overdracht en hebben de chaleteigenaren ook niet gevraagd daaraan hun vereiste medewerking te verlenen.
Aan de vereisten die artikel 6:159 BW stelt aan contractsoverneming is niet voldaan.
[geïntimeerden] hebben dat tijdens de procedure in eerste aanleg ook in het geheel niet gesteld, aldus de CVE.
6.3 Het hof overweegt als volgt.
Vast staat dat [geïntimeerden] beheersovereenkomsten heeft gesloten met de verschillende chaleteigenaren. Op grond van die beheersovereenkomsten moet de beheerder in overleg met de CVE het door de eigenaren te betalen voorschot voor de levering van water en energie vaststellen (art 7 beheersovereenkomst). Voorts dient de beheerder de CVE jaarlijks een overzicht te verstrekken van de bankrekening waarop de jaarlijks per kavel te reserveren bedragen (f. 100,00 per kavel) worden gereserveerd (artikel 8 van de beheersovereenkomst). Tenslotte volgt uit artikel 5 van de beheersovereenkomst dat de voor de voorzieningen van opslag en afvoer van huisvuil alsmede voor de ontvangst via het centraal antennesignaal te betalen bijdrage wordt aangepast aan het verloop van de daarvoor geldende tarieven.
De CVE stelt dat [geïntimeerden] weigeren inzage te geven in de verschillende tarieven en de bankrekening en derhalve hun verplichtingen niet nakomen. Zij vorderen afgifte van terzake relevante bescheiden.
6.4 [geïntimeerden] hebben bij memorie van antwoord opgemerkt dat de CVE geen partij is bij de beheersovereenkomsten. Voor zover [geïntimeerden] daarmee beogen te stellen dat de CVE niet-ontvankelijk is in haar vorderingen, verwerpt het hof dat verweer. De CVE heeft in eerste aanleg als productie 10 reeds een overzicht in het geding gebracht waaruit blijkt dat zij door een groot aantal van de chaleteigenaren is gemachtigd om namens hen op te treden.
6.5 [geïntimeerden] hebben voorts als verweer gevoerd dat de CVE de verkeerde partij gedagvaard heeft omdat de BV nu het beheer en de administratie van het park voert en dat zij, [geïntimeerden] niet langer uit hoofde van de beheersovereenkomsten kunnen worden aangesproken.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt. Het betreft hier een bevrijdend verweer ten aanzien waarvan de stelplicht en de bewijslast op [geïntimeerden] rust. Het hof stelt vast dat [geïntimeerden] hun stelling dat de verplichtingen dan wel het geheel van rechten en verplichtingen uit hoofde van de beheersovereenkomsten zijn overgegaan op de BV in dit hoger beroep evenmin als in eerste aanleg naar behoren hebben onderbouwd. Immers, de enkele opmerking dat het bedrijf van de VOF is ingebracht in de BV is daartoe, in het licht van de gemotiveerde betwisting door de CVE ontoereikend. [geïntimeerden] zetten immers niet uiteen hoe deze inbreng heeft plaatsgehad. Voor het overdragen van de verplichtingen uit hoofde van de beheersovereenkomsten is, zoals de CVE terecht heeft aangevoerd, een schuld- of contractsovergang nodig, waarvoor de toestemming respectievelijk medewerking van de chaleteigenaren vereist is, terwijl in geval van contractsoverneming ook een akte vereist is. Gesteld noch gebleken is dat er een zodanige overgang van verplichtingen heeft plaatsgehad. Dat betekent dat er in rechte van moet worden uitgegaan dat de chaleteigenaren – en de CVE namens hen – nog steeds [geïntimeerden] op hun verplichtingen uit de beheersovereenkomsten kunnen aanspreken. Dat de VOF inmiddels is ontbonden, maakt dat niet anders. Als (voormalige) vennoten zijn [geïntimeerden] immers hoofdelijk aansprakelijk naast de VOF voor de op naam van de VOF aangegane verplichtingen.
6.6 De grief slaagt. De devolutieve werking van het hoger beroep brengt mee dat de in eerste aanleg door [geïntimeerden] aan de orde gestelde, maar buiten behandeling gebleven stellingen en weren, alsnog ambtshalve door het hof moeten worden behandeld.
6.7 [geïntimeerden] hebben verder ten verwere aangevoerd dat de vordering niet toewijsbaar is omdat de administratie van het park zich onder de BV bevindt en dat zij daar niet langer de beschikking over hebben. Het hof overweegt dat dit verweer niet valt te rijmen met hetgeen [geïntimeerden] in de memorie van antwoord sub 4 stellen, namelijk dat zij de CVE tijdens de procedure in kort geding in eerste instantie alle door haar opgeëiste bescheiden en/of informatie hebben verschaft. Kennelijk achten [geïntimeerden] zichzelf dus wel degelijk in staat om de betreffende gegevens te verschaffen.
Het hof passeert bovendien de stelling van [geïntimeerden] dat zij de gevraagde informatie reeds heeft verstrekt aan de CVE nu zij die stelling in het geheel niet onderbouwen, terwijl dat wel in de rede had gelegen omdat de CVE de procedure in appel juist voortzet om de betreffende gegevens te verkrijgen.
[geïntimeerden] hebben de grondslag van de vordering als zodanig (het bestaan van het vorderingsrecht) niet weersproken.
Slotsom
6.8 Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoende de vordering van de CVE alsnog toewijzen op de wijze als in het dictum vermeld en met dien verstande dat de gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd. [geïntimeerden] zullen als de in het ongelijk te stellen partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure in beide instanties. Deze kosten worden, voor zover gevallen aan de zijde van de CVE, wat het geliquideerd salaris voor de advocaat betreft tot aan deze uitspraak begroot op € 816,– (tarief kort geding) in eerste aanleg en op € 894,– (1 punt, tarief II) in hoger beroep, te vermeerderen met het nasalaris zoals nader in het dictum bepaald).
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zwolle-Lelystad van
22 oktober 2012 waarvan beroep
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerde 1] c.s. om binnen acht dagen na aanschrijving aan de CVE te verstrekken:
– afschriften van overzichten van de tarieven voor afvoer van huisvuil en de ontvangst via
het centraal antennesignaal over de jaren 2006 tot en met heden;
– afschriften van de bankafschriften waaruit de jaarlijkse kosten van water en energie
blijken over de jaren 2006 tot en met heden;
– afschriften van de bankrekening waarop de in artikel 8 Beheersovereenkomst bedoelde
gereserveerde gelden staan;
één en ander op straffe van een dwangsom van € 1.000,– per dag of dagdeel dat [geïntimeerden] na betekening van de uitspraak in gebreke blijft aan voormelde veroordeling te voldoen, met dien verstande dat er maximaal een bedrag van € 20.000,– aan dwangsommen verbeurd zal kunnen worden;
veroordeelt [geïntimeerden] om al hetgeen de CVE ter voldoening aan het bestreden vonnis aan [geïntimeerden] heeft voldaan aan de CVE terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot aan de dag van betaling;
veroordeelt [geïntimeerden] in de kosten van het geding in beide instanties en begroot deze kosten voor zover gevallen aan de zijde van de CVE tot aan deze uitspraak in eerste aanleg op € 369,30 aan verschotten en op € 816,– aan geliquideerd salaris voor de advocaat en in hoger beroep op € 775,11 aan verschotten op € 894,– aan geliquideerd salaris voor de advocaat en op € 131,– voor nasalaris voor de advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente over voormelde bedragen vanaf acht dagen na aanschrijving tot de dag der algehele voldoening, alsmede op € 68,– voor nasalaris van de advocaat indien niet binnen acht dagen na aanschrijving aan deze uitspraak is voldaan én betekening heeft plaatsgevonden;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mrs. M.W. Zandbergen, voorzitter, M.M.A. Wind en G. van Rijssen en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag
12 februari 2013 in bijzijn van de griffier. |