Aandeelhouders onrechtmatige daad

Voeging kan in een aanhangig geding alleen worden gevorderd door een derde partij. Toerekenbare tekortkoming kan ook onrechtmatig zijn jegens de aandeelhouders van de wederpartij. Schending specifieke zorgvuldigheidsnorm echter onvoldoende gesteld.



Datum uitspraak: 08-11-2011
Datum publicatie: 19-09-2012
Rechtsgebied: Handelszaak
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Voeging kan in een aanhangig geding alleen worden gevorderd door een derde partij. Toerekenbare tekortkoming kan ook onrechtmatig zijn jegens de aandeelhouders van de wederpartij. Schending specifieke zorgvuldigheidsnorm echter onvoldoende gesteld.
Vindplaats(en): Rechtspraak.nl
Uitspraak
8 november 2011GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMERARREST

in de zaak van:

1.  de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EVEREG B.V.,
gevestigd te Andijk, gemeente Medemblik,
2. [ APPELLANTE sub 2],
wonende te [woonplaats],
APPELLANTEN,
advocaat: mr. J.M.R. Vlaar te Eindhoven,

t e g e n

1.de vennootschap onder firma
[GEÏNTIMEERDE sub 1],
Gevestigd te [vestigingsplaats], gemeente [gemeente],
2. [GEÏNTIMEERDE sub 2],
wonende te [woonplaats],
3. [GEÏNTIMEERDE sub 3],
wonende te [woonplaats]
GEÏNTIMEERDEN,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens, te Den Haag.

1.  Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna ook [appellanten] en [geïntimeerden] genoemd.

Bij dagvaarding van 13 oktober 2010 zijn [appellanten]in hoger beroep gekomen van het vonnis van 14 juli 2010 van de rechtbank te Alkmaar, in deze zaak onder num¬mer 110184 / HA ZA 09-399 gewezen tussen [appellanten] als eisers en [geïntimeerden] als gedaagde.
[appellanten]hebben bij memorie drie grieven aangevoerd, producties in het geding gebracht, bewijs aangeboden en geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zo begrijpt het hof, zal verklaren voor recht dat [geïntimeerden] toerekenbaar tekort is geschoten in de uitvoering van haar verplichtingen op grond van de in augustus 1999 tussen [geïntimeerde sub 1] V.O.F. en [B] Teelt B.V. gesloten contractteeltovereenkomst en dat [B] Teelt ten gevolge van die tekortkoming schade heeft geleden en voor recht zal verklaren dat [geïntimeerden] onrechtmatig jegens [appellanten]heeft gehandeld, alles met veroordeling van [geïntimeerden] in de kosten van beide instanties.

Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerden] de grieven bestreden, een productie in het geding gebracht, bewijs aangeboden en geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen, met veroordeling van [geïntimeerden], uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van, naar het hof begrijpt, het hoger beroep.

Op 6 september 2011 hebben partijen hun zaak aan de hand van pleitaantekeningen doen bepleiten, [appellanten]door mr. Vlaar, voornoemd, en [geïntimeerden] door mr. L.P.A. Zwijnenberg, advocaat te Den Haag.

Ten slotte is het hof verzocht arrest te wijzen op de stukken van beide instanties.

2.  Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis, onder 2.a tot en met 2.e, een aantal feiten vermeld. De juistheid hiervan is tussen partijen niet in geschil, zodat ook het hof deze feiten tot uitgangspunt zal nemen.

3.  Beoordeling

3.1.  Tussen [B] Teelt B.V. (hierna te noemen: [B] Teelt) en [geïntimeerde sub 1] V.O.F. is in 1999 een contractteeltovereenkomst (hierna: de overeenkomst) gesloten. Krachtens de overeenkomst zou [geïntimeerde sub 1] V.O.F. door [B] Teelt geleverd plantgoed planten en verzorgen en na de oogst weer terugleveren aan [B] Teelt. Ten tijde van het sluiten van deze overeenkomst was Evereg B.V. enig bestuurder en aandeelhouder van [B] Teelt. [X] was enig bestuurder en aandeelhouder van Evereg B.V.

3.2.  [B] Teelt heeft zich op het standpunt gesteld dat [geïntimeerde sub 1] V.O.F. toerekenbaar is tekortgeschoten in de uitvoering van de overeenkomst door slechts een halve oogst aan [B] Teelt te leveren.

3.3.  Op 2 februari 2000 heeft [B] Teelt [geïntimeerde sub 1] V.O.F. gedagvaard voor de rechtbank Alkmaar en gevorderd dat [geïntimeerden] aan [B] Teelt schadevergoeding zal betalen.

3.4.  Bij vonnis van de rechtbank te Alkmaar van 27 maart 2003 is [B] Teelt in staat van faillissement verklaard.

3.5.  Bij vonnis van 26 oktober 2005 heeft de rechtbank Alkmaar in de hierboven onder 3.3 genoemde procedure in conventie ontslag van instantie verleend. [geïntimeerden] is in haar reconventionele vordering, tot betaling van openstaande facturen uit hoofde van de overeenkomst, niet-ontvankelijk verklaard omdat deze vordering reeds ter verificatie was ingediend en door de curator niet werd betwist.

3.6.  Bij vonnis van 27 augustus 2008 heeft de rechtbank te Alkmaar voor recht verklaard dat [X] en Evereg B.V. uit hoofde van onrechtmatige daad aansprakelijk zijn voor de schade van [geïntimeerden] die voortvloeit uit het onbetaald blijven van de vordering van [geïntimeerden] op [B] Teelt. De rechtbank heeft daartoe overwogen, kort gezegd, dat [X] en [appellante sub 1] bij verkoop van activa van [B] Teelt aan Lily Company B.V., waarvan [X] directeur en enig aandeelhouder was, wisten of behoorden te weten dat door die verkoop [B] Teelt niet (meer) aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden voor de schade wegens niet-nakoming jegens [geïntimeerden]. De rechtbank heeft daartoe ook overwogen dat niet is komen vast te staan dat [B] Teelt de vordering van [geïntimeerden] niet behoefde te voldoen vanwege, bijvoorbeeld, een tekortkoming zijdens [geïntimeerden].

3.7.  In deze procedure vorderen [appellanten]verklaring voor recht dat [geïntimeerden] jegens [B] Teelt is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst en dat [B] Teelt uit dien hoofde schade heeft geleden. Na aanvulling van eis hebben [appellanten]daarnaast gevorderd dat de rechtbank verklaart voor recht dat [geïntimeerden] onrechtmatig jegens [appellanten]heeft gehandeld. Bij het bestreden vonnis heeft de rechtbank de vorderingen van [X] afgewezen.

3.8.   Met betrekking tot de gevorderde verklaring voor recht dat [geïntimeerden] jegens [B] Teelt tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst en dat [B] Teelt daardoor schade heeft geleden, heeft de rechtbank overwogen, samengevat, dat [appellanten]niet-ontvankelijk zijn omdat zij geen partij zijn bij de overeenkomst.

3.9.  Met betrekking tot de gevorderde verklaring voor recht dat[geïntimeerden] jegens [appellanten]onrechtmatig heeft gehandeld heeft de rechtbank geoordeeld, samengevat, dat in deze procedure niet kan worden vastgesteld dat [geïntimeerden] jegens [B] Teelt is tekortgeschoten, zodat de vordering van [X] reeds daarom niet toewijsbaar is.

Verzoek tot voeging dan wel verwijzing
3.10.  In de memorie van grieven (sub 3.) verzoekt [appellanten]om voeging van de onderhavige procedure met de procedure tussen [appellanten]en [geïntimeerden] onder zaaknummer 200.016.550/01. In beide procedures procederen derhalve dezelfde partijen. Voeging kan in een tussen partijen aanhangig geding worden gevorderd door een derde partij die een belang heeft bij dit geding. [appellanten] zijn in beide procedures zelf partij en kunnen daarom in hun verzoek tot voeging niet worden ontvangen. Voor zover [appellanten] bedoeld hebben verwijzing te verzoeken op de voet van artikel 220 Rv. (rolvoeging), worden zij in dit verzoek evenmin ontvangen, omdat het, gelet op het in artikel 220 lid 2 bepaalde, tardief is.

Beoordeling van de grieven
3.11.  Met de grieven 2 en 3 komen [appellanten]op tegen het oordeel van de rechtbank omtrent de ontvankelijkheid van hun vorderingen en de vaststelling dat de vordering van [appellanten] uit hoofde van onrechtmatige daad niet kan worden toegewezen.

3.12.  Met de rechtbank is het hof van oordeel dat artikel 3:302 BW eraan in de weg staat dat [appellanten]worden ontvangen in zijn vordering voor zover die strekt tot verklaring voor recht dat [geïntimeerden] jegens [B] Teelt toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst.

3.13.  Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat dit niet tot gevolg heeft dat de vordering die strekt tot verklaring voor recht dat [geïntimeerden] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [appellanten]moet worden afgewezen. Onder omstandigheden kan, bij een toerekenbare tekortkoming van de ene contractspartij jegens de andere contractspartij, ook sprake zijn onrechtmatig handelen jegens de aandeelhouder(s) van die andere partij (HR 2 december 1994 NJ 1995, 288 en HR 2 mei 1997, NJ 1997, 662). Dat kan in het bijzonder het geval zijn indien sprake is van schending van een specifieke zorgvuldigheidsnorm die jegens de aandeelhouder(s) in acht diende te worden genomen. In zoverre slaagt de grief. [appellanten] hebben schending van een dergelijke specifieke zorgvuldigheidsnorm door [geïntimeerden] jegens [X] en/of [appellante sub 1] echter niet, althans onvoldoende concreet, aan hun stellingen ten grondslag gelegd. Aldus hebben [appellanten] onvoldoende gesteld om de vordering op grond van onrechtmatig handelen toe te kunnen wijzen.

3.14.  Hetgeen [appellanten] overigens ter onderbouwing van hun vordering uit hoofde van onrechtmatige daad hebben aangevoerd, kan niet tot een ander oordeel leiden. De grieven 2 en 3 falen derhalve.

Bewijsaanbod
3.15.  [appellanten] hebben nog verzocht toegelaten te worden tot bewijs door het houden van een getuigenverhoor. Uit de toelichting op dit verzoek volgt dat dit bewijsaanbod ziet op feiten die, gelet de beoordeling van de grieven 2 en 3, niet tot ander oordeel kunnen leiden, en/of slechts relevant zijn voor de beslechting van andere procedures waar [appellanten]bij betrokken zijn.

3.16.  Met grief 1 komen [appellanten] op tegen de door de rechtbank uitgesproken proceskostenveroordeling. Gelet op het falen van de overige grieven, en ook overigens, ziet het hof geen aanleiding om tot een ander oordeel omtrent de proceskostenveroordeling te komen.

4.  Slotsom en kosten

De slotsom luidt dat [appellanten] in hun verzoek tot voeging dan wel verwijzing niet worden ontvangen. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Gelet op deze uitkomst zullen [appellanten] worden veroordeeld in de proceskosten. Het hof ziet geen aanleiding om, zoals [geïntimeerden] heeft gevorderd, af te wijken van het liquidatietarief.

5.  Beslissing

Het hof:

– verklaart [appellanten] niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot voeging dan wel verwijzing;

– bekrachtigt het bestreden vonnis;

– veroordeelt [appellanten] in de proceskosten van het hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerden] begroot op € 640,– aan verschotten en € 2.682,– aan salaris;

– verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;

– wijst af het meer of anders gevorderde.

Dit arrest is gewezen door mrs. J.C. Toorman, C.C.W. Lange en E.J. Rotshuizen en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 8 november 2011.

LJN: BX7735, Gerechtshof Amsterdam , 200.076.553/01




Auteur: de Redactie

Een team van BTW-deskundigen is continue bezig met jou te informeren over alles wat met BTW of omzetbelasting te maken heeft, zoals nieuwsberichten over BTW, wijzigingen van wetgeving, wijziging van BTW-tarieven en veel meer informatie over BTW.

Deel deze post op